donderdag 26 maart 2009

Over het leven

Het leven is te kostbaar om het aan het noodlot over te laten.

Deus X. Machina (W. Moers, De 131/2 levens van Kap'tein Blauwbeer)

dinsdag 24 maart 2009

De vermogensbenadering

De vermogensbenadering of capabilities approach is een vorm van politiek liberalisme. Ze gaat uit van het idee dat mensen de kans zouden moeten krijgen om zich op hun eigen wijze te ontplooien zolang ze anderen geen kwaad doen. De vermogensbenadering benadrukt daarin de notie van respect en gelijke menselijke waardigheid en een waardig leven. Rechtvaardigheid heeft te maken met de kansen die mensen krijgen om hun vermogens te ontplooien.

Belangrijke vertegenwoordigers: Amartya Sen en Martha Nussbaum

maandag 23 maart 2009

Aan de dogmatische moraalridder

"Heilig geloof in je eigen waarden en normen is onnozel, want de menselijke feilbaarheid maakt het hoogst onwaarschijnlijk dat jouw ideeën van het goede precies overeenkomen met wat goed is. En mocht dit toevallig toch zo zijn, dan weet de gelovige niet waarom."

Will KYMLICKA
cit. in MARIS, C., Verklaring van universele minderheidsrechten. - In: VERSCHRAEGEN, C. & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid. p. 122.

vrijdag 20 maart 2009

Mensenrechten

"Het hebben van rechten, aldus de Amerikaanse rechtsfilosoof Joel Feinberg, laat ons toe dat we als mensen opstaan, de anderen in de ogen zien en ons op een fundamentele manier de gelijke van wie dan ook voelen. Jezelf beschouwen als de houder van rechten wil niet zeggen dat je misplaatst trots bent, wel dat je terecht fier bent: dat je het vereiste minimale zelfrespect hebt om de liefde en de achting van iedereen waard te zijn. Respect voor personen kan in feite eenvoudig eerbied voor hun rechten zijn, zodat het ene niet zonder het andere kan bestaan. En wat we menselijke waardigheid noemen kan gewoonweg het herkenbare vermogen zijn om eisen te stellen."

Geciteerd in: VERSCHAEGEN, C. & R. Tinnevelt, Internationale rechtvaardigheid. p. 213.

woensdag 18 maart 2009

Een glimlach

Nul n'a autant besoin d'un sourire que celui qui n'en a pas à donner

Anoniem

zondag 15 maart 2009

Vrijheid

Vrijheid betekent meer dan het hebben van rechten, het impliceert ook dat je in staat bent om ze uit te oefenen.

Martha Nussbaum, Ter verdediging van universele waarden. - In: VERSCHRAEGEN, C & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid, p. 149

donderdag 12 maart 2009

Verlies en geluk

Als het verlies van wat je gelukkig maakt de oorzaak wordt van ongeluk, dan is dergelijk geluk waardeloos.

Patricia De Martelaere

woensdag 11 maart 2009

De nationalismetheorie van Ernest Gellner

"Nationalisme is het gevolg van de culturele homogeniteit vereist door de modernisering en de ermee gepaard gaande industrialisering.
Het moderniseringsproces stimuleert immers de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur met een gestandaardiseerde taal, die wordt belichaamd in gemeenschappelijke instituties. Die homogenisering is nodig voor elke moderne economie die welopgeleide (geletterde) en mobiele werkkrachten vereist. Ze installeert ook solidariteit door het volk één te maken zodat mensen opofferingen voor elkaar zullen willen maken, en kansengelijkheid door bijvoorbeeld onderwijs voor allen mogelijk te maken.
(...)
Waar voor de modernisering het culturele landschap heel divers was zonder duidelijk afgelijnd patroon en met zeer complexe relaties tussen de verschillende individuele spelers, zien we na het moderniseringsproces een veel transparanter patroon: afgebakende oppervlakten worden duidelijk van elkaar gescheiden en er is weinig schaduw en nauwelijks overlap."

DE SCHUTTER, H., Internationale culturele rechtvaardigheid. - In: VERSCHAEGEN, G. & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid. p. 135-136

woensdag 4 maart 2009

Dimensies van cultuur

In de eerste helft van de 20e eeuw ontstond binnen de sociale en culturele antropologie het besef dat alle samenlevingen, modern of traditioneel, voor dezelfde fundamentele problemen staan.

Vervolgens probeerde men te bepalen welke problemen alle samenlevingen met elkaar gemeen hebben. Op basis van theoretische inzichten, veldwerk en statistisch onderzoek kwamen volgende kwesties als wereldwijde gemeenschappelijke grondproblemen naar voor:

  1. Maatschappelijke ongelijkheid waaronder de houding ten opzichte van gezag.
  2. De verhouding tussen individu en groep.
  3. De gewenste rolverdeling tussen mannen en vrouwen en de emotionele gevolgen van het geboren worden als jongen of als meisje.
  4. Onzekerheid en onduidelijkheid, en het beheersen van agressie en het uiten van emoties.
  5. Het belang van de toekomst respectievelijk heden en verleden.
De antwoorden die een samenleving geeft op deze fundamentele vragen vormen samen de cultuur of de ongeschreven regels van het sociale spel. Iedere cultuur kenmerkt zich door een specifieke combinatie van antwoorden op deze kwesties. Daardoor verschillen culturen onderling ook van elkaar.Deze antwoorden situeren zich op een continuüm tussen twee polen van dezelfde dimensie.

Culturen onderscheiden zich van elkaar op volgende 5 dimensies:
  1. Kleine versus grote Machtafstand
  2. Individualisme vs Collectivisme
  3. Masculiniteit vs Feminiteit
  4. Sterke vs zwakke Onzekerheidsvermijding
  5. Lange- vs kortetermijngerichtheid
De meeste culturen bevinden zich voor elke dimensie tussen de twee uitersten en verenigen in meer of mindere mate kenmerken van beide polen. Cultuurdimensies zijn dus geen absolute maar relatieve grootheden.

Het culturele erfgoed van een samenleving wordt overgedragen door instituties zoals gezin, school en de staat. We vinden het terug in de waarden die de leden van een samenleving met elkaar delen. Die beïnvloeden o.a. de houdingen en verhoudingen op het werk en het reilen en zeilen in organisaties. Ze zijn niet rationeel van oorsprong. Ze leiden tot collectieve gedragspatronen die mensen uit andere samenlevingen afwijkend en onbegrijpelijk kunnen voorkomen.

Als culturen samen veranderen door een gemeenschappelijke oorzaak (bv. economische globalisering) kunnen hun onderlinge verschillen blijven bestaan.

Binnen een cultuur blijven deze antwoorden opmerkelijk stabiel. Verandering gebeurt aan de oppervlakte terwijl de diepere lagen onberoerd blijven.

Oplossingen uit een cultuur kunnen dus niet zonder meer geëxporteerd worden naar een andere. Dit hebben nagenoeg alle koloniale en imperiale mogendheden tot hun schade en schande ondervonden. Er is bijvoorbeeld na meer dan anderhalf millennium nog altijd een duidelijke scheidslijn tussen de samenlevingen en landen die al dan niet behoorden tot de invloedssfeer van het Romeinse Rijk.

Bron: HOFSTEDE, G. & G.J. HOFSTEDE, Allemaal andersdenkenden. p. 53-238.

Gelijker dan anderen

In iedere samenleving bestaat ongelijkheid. Zelfs in de eenvoudigste groep van jagers en verzamelaars zijn sommigen groter, sterker of slimmer dan andere. Sommige mensen krijgen vervolgens meer macht dan anderen en/of verwerven meer respect en rijkdom. De machtafstand in een bepaalde cultuur is het antwoord van die cultuur op het fundamentele probleem dat mensen ongelijk zijn.

Macht kan echter alleen uitgeoefend worden bij de gratie van afhankelijkheid. Machtafstand binnen een cultuur is dus de mate waarin de minder machtige leden van instituties of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is

In een cultuur met grote machtafstand worden leiders die minder ongelijkheid voorstaan vaak relatief snel afgevoerd ten voordele van leiders die ongelijkheid bekrachtigen.

De minder machtige leden van een dergelijke samenleving kunnen op twee manieren omgaan met die ongelijkheid: door afhankelijkheid en contra-afhankelijkheid of tegendraadsheid (bv. sabotage, overdreven klachten).

Ongelijkheid binnen een samenleving wordt zichtbaar door het bestaan van verschillende sociale klassen. Sociale klassen hebben in verschillende mate toegang tot de verworvenheden van een samenleving. Een opmerkelijke vaststelling van sociologen is dat lager opgeleiden meer autoritaire waarden huldigen dan hoger opgeleide landgenoten en aldus de ongelijkheid in stand houden.

In een cultuur met grote machtafstand wordt van kinderen, studenten en burgers verwacht dat zij gehoorzamen en respect verschuldigd zijn aan ouders, leerkrachten en hogergeplaatsten. Superieuren en ondergeschikten beschouwen elkaar als fundamenteel ongelijk. In organisaties is de macht vaak geconcentreerd bij een paar personen, van wie de ondergeschikten verwachten dat ze hen vertellen wat en hoe ze moeten doen. Zichtbare statussymbolen dragen bij tot de autoriteit van de chefs.

In culturen met een kleine machtafstand worden kinderen, studenten en burgers principieel beschouwd als gelijken. Van kinderen wordt verwacht dat ze zo snel mogelijk hun eigen boontjes doppen. Actief experimenteren wordt aangemoedigd.

Een hiërarchisch systeem is alleen maar een ongelijkheid in rollen, uit praktische overwegingen ingesteld. Die rollen kunnen veranderen, zodat iemand die vandaag mijn ondergeschikte is morgen mijn chef kan zijn. Statussymbolen zijn verdacht.

In landen met grote machtafstand is niet iedereen gelijk voor de wet. Wie meer macht heeft, heeft ook meer privileges, en kan zich meer corruptie veroorloven zonder dat zijn positie in gevaar komt. Er zijn grotere inkomensverschillen die door het belastingsysteem verder vergroot worden.

Bij kleine machtafstand moet het gebruik van macht legitiem zijn verantwoord kunnen worden. De inkomensverschillen zijn kleiner en door belastingen worden ze verkleind. Hoewel ongelijkheid onvermijdelijk is, wordt ze fundamenteel als onwenselijk beschouwd en met behulp van politieke middelen ongedaan gemaakt of verminderd.


Terug naar Dimensies van cultuur

Ik, wij en zij

Een volgende kwestie voor iedere samenleving is hoe zwaar de belangen van een individu wegen ten opzichte van de groep, of hoe sterk de band moet zijn tussen een volwassen persoon en de groep of groepen waartoe hij behoort.

Verreweg de meeste mensen in deze wereld leven in samenlevingen waarin het groepsbelang boven het individuele belang wordt gesteld. Zulke samenlevingen worden collectivistisch genoemd. Collectivisme verwijst niet naar de macht van de staat, maar naar de macht van de groep.

De eerste groep waarmee we ons leven te maken hebben is altijd het gezin of de familie waarin we geboren zijn. In de meeste collectivistische samenlevingen is de extended family gebruikelijk: niet alleen ouders en andere kinderen, maar ook grootouders, ooms, tantes, bedienden of andere huisgenoten. Kinderen die in dergelijke omstandigheden opgroeien, leren over zichzelf te denken als deel van een wij-groep (ingroup). Ze hebben dat niet zelf gekozen, het is een natuurlijk gegeven. De leden van de wij-groep onderscheiden zich van andere mensen in de samenleving die behoren tot een van vele zij– of zullie-groepen (outgroups). De wij-groep bepaalt in belangrijke mate de identiteit en is bij tegenslagen de enige bron van veiligheid en bescherming. Daarom hoort men zijn leven lang loyaal te blijven aan de wij-groep. Een inbreuk op die loyaliteit is een zware zonde. Tussen de persoon en de groep bestaat er een wederzijdse materiële én psychologische afhankelijkheidsrelatie.

Een kleiner deel van de mensheid leeft in samenlevingen waarin de belangen van het individu boven die van de groep staan. Deze samenlevingen worden individualistisch genoemd. Hier worden de meeste kinderen geboren in gezinnen die uitsluitend bestaan uit de ouders en eventuele broers of zusters: het kerngezin. In dergelijke families leren kinderen snel over zichzelf denken als ‘ik’ en onderscheiden van andere mensen. Die mensen worden niet ingedeeld op grond van het horen tot een groep maar op grond van hun persoonlijke eigenschappen. Relaties worden aangegaan op basis van persoonlijke voorkeur. Van een gezonde persoon in dit type samenleving verwacht men noch materiële, noch psychologische afhankelijkheid van een groep.

Een samenleving is individualistisch als de onderlinge banden tussen individuen los zijn: iedereen wordt geacht uitsluitend te zorgen voor zichzelf en voor zijn of haar naaste familie. Een samenleving is collectivistisch wanneer individuen vanaf hun geboorte opgenomen zijn in sterke, hechte groen, die hun levenslang bescherming bieden in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit.

In een omgeving met intens en constant sociaal contact wordt het bewaren van harmonie met je sociale omgeving een belangrijke deugd, die ook voor andere levenssferen dan de familie geldt. In de meeste collectivistische culturen wordt het als onbeschoft en onwenselijk beschouwd om een directe confrontatie aan te gaan. Het woord ‘nee’ wordt zelden gebruikt, omdat nee zeggen een confrontatie is. ‘Misschien heb je gelijk’ of ‘we zullen erover denken’ zijn voorbeelden van beleefde manieren om een verzoek af te wijzen.

Kinderen leren om hun mening te vormen op basis van die van anderen. Persoonlijke meningen bestaan niet: zij worden ontleend aan de groep. Van een kind dat herhaaldelijk ideeën verkondigt die afwijken van de opvattingen van de groep, vindt men dat het een slecht karakter heeft.

Het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ in collectivistische samenlevingen, dat in de familiesfeer begint, wordt voortgezet op school. Leerlingen uit collectivistische culturen zijn minder geneigd zich te onderscheiden door middel van individuele prestaties. Ze onderdrukken soms hun capaciteiten om andere leerlingen uit dezelfde subgroep niet te beschamen.

Naast harmonie is schaamte immers een belangrijke notie in de collectivistische familie. Ais iemand uit een groep de regels van de samenleving heeft overtreden, zullen alle leden van die groep zich schamen, op grond van een gevoel van collectieve verplichting.

Ook op het werk primeert in collectivistische samenlevingen de groep op het individu. Omdat het onderscheid tussen ‘onze groep’ en ‘andere groepen’ diep geworteld is in het bewustzijn, is het vanzelfsprekend en ethisch verantwoord om je vrienden en familie beter te behandelen dan anderen. De persoonlijke relatie gaat voor de taak.

In collectivistische landen wordt het economische leven vooral door groepsbelangen en soms door de overheid gedomineerd. Hoe zwakker het individualisme is in de mentale programmering van de burgers, des te groter is de kans dat de staat een belangrijker rol speelt in het leven van de burgers.

In de individualistische familie wordt van kinderen verwacht dat zij een eigen mening gaan vormen, en zij worden daartoe aangemoedigd. Van een kind dat altijd alleen maar de mening van anderen vertolkt, zegt men dat het een zwak karakter heeft.

Het is een deugd om te zeggen wat men denkt. Het kenmerk van een eerlijk en oprecht persoon is om zijn of haar ware gevoelens te tonen. Confrontatie kan heilzaam zijn. Men moet wel rekening houden met het effect van een mededeling op de andere, maar dit rechtvaardigt nog geen verdraaiing van de feiten. Volwassen mensen worden geacht in staat te zijn om kritiek constructief te verwerken. Conflicten zijn een normaal bestanddeel van het familieleven.

Individualistische samenlevingen zijn schuldculturen: personen die zich niet houden aan de regels van hun samenleving, voelen zich vaak schuldig. Zij laten zich leiden door een persoonlijk geweten, dat functioneert als een innerlijke gids.

Op het werk gaat de taak voor de persoonlijke relatie. In individualistische culturen beschouwt men het als onethisch om bepaalde klanten of werknemers een voorkeursbehandeling te geven.

Het recht op privacy is een centraal thema in veel individualistische landen, maar het ontmoet minder sympathie in collectivistische culturen waar men het normaal en goed vindt dat de wij-groep ten allen tijde beroep kan doen op het privéleven van de leden.
Mensen uit collectivistische culturen voelen zich vaak verloren en onbeschermd als ze als individu moeten functioneren.


Gerelateerde artikels:



Terug naar Dimensies van cultuur

Man, vrouw en m/v

In iedere samenleving zijn de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen dezelfde. Maar hun sociale rollen worden maar gedeeltelijk door biologische factoren bepaald. Antropologen vonden een grote variatie in sekserollen in traditionele samenlevingen. Ondanks deze variëteit zien we in de meeste samenlevingen, zowel traditionele als moderne, een gemeenschappelijke trend in de verdeling van sociale sekserollen. In het algemeen wordt prestatiegerichtheid, assertiviteit en competitiviteit meer als mannelijk beschouwd, en zorgzaamheid, bescheidenheid en aandacht voor relaties als vrouwelijk.


Samenlevingen kunnen verschillen in de mate waarin zij waarde hechten aan deze genderspecifieke eigenschappen en gedragspatronen. Natuurlijk situeren de meeste culturen zich ook hier op het continuüm tussen beide polen.

Een samenleving is masculien als de emotionele sekserollen duidelijk gescheiden zijn: mannen worden geacht assertief en hard te zijn en gericht op materieel succes; vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan.

Een samenleving is feminien als emotionele sekserollen elkaar overlappen: zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan.


In vrijwel alle samenlevingen hebben de mannen, die gemiddeld groter en sterker zijn en vrijer om zich te bewegen, het sociale leven gedomineerd.

Deze dimensie heeft geen betrekking op het aantal buitenshuis werkende vrouwen, maar wel op de waardering voor werk dat ‘feminiene’ waarden inhoudt en over de toegankelijkheid voor vrouwen tot beroepen die traditioneel als mannelijk worden beschouwd. In meer feminiene samenlevingen zijn er meer vrouwen die hogere technische en professionele functies vervullen dan in masculiene maatschappijen. In masculiene samenlevingen wordt competitiviteit en prestatie op het werk hoger gewaardeerd dan in feminiene. In de laatste werkt men om te leven, in de eerst leeft men om te werken.


Als ze rijk genoeg zijn volgen mannen en vrouwen in feminiene landen vaker dezelfde studies dan in masculiene landen. In masculiene landen geven vooral vrouwen les aan jonge kinderen en vooral mannen aan universiteiten. In feminiene landen zijn de rollen meer gemengd en hebben kleine kinderen soms ook een mannelijke leerkracht.


Landen met een masculiene cultuur streven naar een prestatiemaatschappij, feminiene landen naar een welvaartsmaatschappij. Het beleid van meer feminiene landen besteedt meer aandacht en middelen aan gezondheidszorg, onderwijs en armoedebestrijding dan in masculiene landen.

De tegenstelling tussen prestatie en welzijn wordt weerspiegeld in de meningen over de oorzaken van armoede. In masculiene landen geloven meer mensen dat het lot van de armen hun eigen schuld is, dat als ze harder zouden werken ze niet arm zouden zijn, en dat de rijken zeker niet hoeven te betalen om hen te helpen.


Wereldwijd is er een duidelijk positief wederkerig verband tussen armoede en masculiniteit. Hoe meer van het ene, des te meer van het andere. Voor onze gemeenschappelijke toekomst is dit slecht. Het behoud van het wereldmilieu vereist een wereldwijde verzorgende mentaliteit. Dit is een heel goede reden om krachtig te streven naar een eerlijke verdeling van middelen over de hele wereldbevolking.


Deze dimensie beïnvloedt de opvattingen over de behandeling van immigranten. Het publiek in meer masculiene (en armere) landen wil assimilatie, in meer feminiene (en rijkere landen) kiest men voor integratie.

Ook de houding tegenover (internationale) conflicten verschilt. In masculiene landen zoals Engeland, Ierland en de VS bestaat sympathie voor het idee dat conflicten moeten worden opgelost door een goed gevecht. Feminiene culturen/landen hebben een voorkeur voor onderhandelingen en compromissen als oplossing van een conflict.


Terug naar Dimensies van cultuur

Wat anders is, is gevaarlijk

Allemaal worden we geconfronteerd met het feit dat we niet weten wat er morgen zal gebeuren: de toekomst is onzeker en toch moeten we gewoon doorleven. Extreme onzekerheid veroorzaakt ondraaglijke spanning. Iedere samenleving beschikt over manieren om deze spanning te verlichten. Dit gebeurt via techniek, wetgeving en religie. Techniek – van de meest primitieve tot de meest geavanceerde – helpt onzekerheden te vermijden die door de natuur worden veroorzaakt. Wetten en regels proberen onzekerheden in het gedrag mensen te voorkomen. Religie helpt ons de onzekerheden te accepteren waartegen we ons niet kunnen beschermen en sommige godsdiensten bieden de uiteindelijke zekerheid van een leven na de dood.


Onzekerheid is in wezen een subjectieve ervaring, een gevoel. Gevoelens van onzekerheid zijn niet alleen eigen aan een persoon, maar worden tot op zekere hoogte gedeeld met andere leden van dezelfde samenleving. Gevoelens van onzekerheid worden overgedragen in de verschillende socialisatie-instituties.


Onzekerheidsvermijding is de mate waarin de dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in stress en in een behoefte aan voorspelbaarheid door formele en informele regels. Deze regels moeten niet zozeer risico’s uitschakelen maar wel onduidelijkheid reduceren.


Onzekerheidsvermijdende culturen lebben een hekel aan onduidelijkheid. Daarom is structuur in organisaties, instituties en relaties belangrijk die zorgt dat gebeurtenissen ondubbelzinnig en voorspelbaar worden. Dit kan leiden tot regels of tot ambtelijke gedragingen die uiteindelijk onzinnig, inconsistent of contraproductief zijn of niet eens gehoorzaamd worden (net als religieuze geboden). Soms onderneemt men zelfs riskante acties om onduidelijkheid te reduceren, bijvoorbeeld het gevecht met een potentiële vijand in plaats van af te wachten.


Gezinsactiviteiten worden goed gestructureerd en van kinderen wordt verwacht dat zij luisteren naar hun ouders en hen gehoorzamen. Docenten worden geacht deskundig te zijn en alle antwoorden te weten. Personaliteiten die zich bedienen van cryptisch academisch jargon staan in hoog aanzien, evenals personen met ronkende titels. Wie zich in Duitsland of Italië doctor kan noemen noemt is verzekerd van gezag. Franse wetenschappelijke geschriften bevatten soms zinnen van meer dan een halve pagina.


Nieuwe producten en informatie hebben in onzekerheidsvermijdende culturen een langere aanlooptijd nodig omdat klanten langer aarzelen ze te gebruiken.

In culturen met een sterke onzekerheidsvermijding vinden we meer intolerante politieke ideologieën. Xenofobie is er helemaal niet uitzonderlijk: ‘Wat anders is, is gevaarlijk.’ Kinderen leren al vroeg dat bepaalde categorieën mensen, maar ook ideeën vies zijn en taboe.


In culturen met zwakke onzekerheidsvermijding is het angstniveau relatief laag. Niet alleen bekende maar ook onbekende risico’s worden geaccepteerd (bijvoorbeeld de gevolgen van een verandering van baan en dingen doen waarvoor geen regels bestaan).

Men heeft er vaak juist een emotionele afkeer van formele regels. Regels moeten alleen worden ingesteld waar het absoluut noodzakelijk is. Veel problemen kunnen zonder regels worden opgelost. Ambiguïteit en chaos worden soms aangeprezen als voorwaarden voor creativiteit.

In landen met een zwakke onzekerheidsvermijding overheerst het gevoel dat als wetten niet werken, ze moeten worden ingetrokken of veranderd.


Studenten accepteren er een docent die zegt: ‘Ik weet het niet.’ Zij hebben waardering voor docenten die gewone taal gebruiken en voor boeken waarin moeilijke zaken eenvoudig worden uitgelegd. Er is meer intellectuele tolerantie en meningsverschillen vindt men in deze culturen juist stimulerend. Intolerante politieke ideologieën krijgen moeilijker een voet aan de grond.

Onbekende situaties, mensen en ideeën het voordeel van de twijfel. In culturen die zich in het midden tussen de twee polen bevinden wordt anders soms als ‘gek’ benoemd.


Terug naar Dimensies van cultuur

Vroeger, nu of later?

Een vijfde dimensie van cultuur heeft betrekking op de vraag wat er belangrijker is: de toekomst, het heden of het verleden. In langetermijngerichte culturen streven mensen naar op beloningen in de de toekomst, in kortetermijngerichte culturen wordt hun doen en laten vooral bepaald door actuele bekommernissen en traditie.


In langetermijnculturen hecht men waarde aan volharding en spaarzaamheid en geduld. Kinderen wordt al vroeg geleerd te ‘wachten’, de bevrediging van behoeften uit te stellen. Gretigheid wordt afgekeurd, matigheid en soberheid zijn belangrijk vooral in het licht van toekomstige uitkomsten. Een pragmatische instelling is belangrijk, alsook flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Deze waarden vormen de kern van de meeste Oosterse religies en filosofieën. Men streeft er naar Deugd.


De waarden van langetermijnculturen bevorderen ondernemerschap. Volharding is voor een beginnende ondernemer immers een noodzakelijke eigenschap. Spaarzaamheid leidt tot de vorming van een kapitaal dat gebruikt kan worden voor nieuwe investeringen.

Langetermijngerichte culturen investeren meer in onderwijs en opleiding. Omdat men er minder op hier-en-nu straffen is gericht maar op heropvoeding, is de gevangenisbevolking er beduidend kleiner.


In kortetermijnculturen laat men zich eerder leiden door traditie en principes. Korte maar soms hevige inspanningen worden geleverd in functie van snelle resultaten. Indien die tegenvallen probeert men met zo weinig mogelijk moeite nieuwe en/of betere uitkomsten te bekomen. In kortetermijnculturen spiegelt men zich gemakkelijker aan anderen (de buren). Er is sociale druk om geld uit te geven voor sociale verplichtingen en in functie van het oordeel van anderen en voor standsuitgaven. Men hecht meer belang aan vrije tijd, succes en genieten, en het volgen van trends.


Religieus, politiek en economisch fundamentalisme (de Waarheid en de Markt) zijn bij uitstek kenmerken van kortetermijngerichtheid en agressieve vijanden van langetermijndenken. Zij baseren zich op het verleden, en om aan hun aandeel in de verantwoordelijkheid van de toekomst te ontsnappen, plaatsen zij die in de handen van God of van de Markt. Op veel plaatsen in de wereld vormt bijvoorbeeld overbevolking een directe dreiging voor vrede, gezondheid en rechtvaardigheid. Bruikbare methoden voor geboortebeperking bestaan, maar religieuze en economische fundamentalisten proberen in een merkwaardige consensus te verhinderen dat zij wereldwijd beschikbaar komen.


De toekomst is bovendien per definitie een langetermijnprobleem. De wijze waarop landen met deze uitdaging omgaan is een graadmeter voor hun lange- versus kortetermijngerichtheid. Verantwoordelijk denken over de lange termijn kan niet om de conclusie heen dat in een eindige wereld iedere groei zijn grenzen heeft. De wereldbevolking kan niet eeuwig toenemen, er zijn grenzen aan de belasting van het milieu en ook de economie van een land kan niet eindeloos groeien.


Nagenoeg alle ver-aziatische landen scoren hoog op langetermijngerichtheid. De Europese landen bevinden zich rond het gemiddelde. Angelsaksische landen (de VS op kop) scoren dichter bij de kortetermijnpool (geld moet rollen), net als Afrikaanse landen en de Filippijnen en Pakistan.


Kortetermijngerichtheid lijkt typisch voor veel Afrikaanse landen. Deze landen slagen er maar niet in om zich uit de armoede op te werken. Bijna alle Afrikaanse landen werden afhankelijk van buitenlandse hulp en van leningen door het IMF. Volgens Joseph Stiglitz, voormalig chef-econoom van de Wereldbank en winnaar van de Nobelprijs voor economie in 2001, zijn de economische problemen in Afrika versterkt door de voorwaarden die het IMF in zijn leningen verbond. Nog meer dan de Wereldbank is het IMF een centrum geworden van kortetermijngericht marktfundamentalisme. Dit leidde tot een nadruk op budgetdiscipline ten koste van onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur, en tot gedwongen liberalisatie van importen, terwijl tegelijk de westerse markten gesloten bleven voor Afrikaanse exporten, wat de ondergang :betekende voor veel beginnende ondernemingen. Eigenlijk waren de adviseurs van het IMF net zo sterk gevangen in kortetermijndenken als hun Afrikaanse cliënten.


Terug naar Dimensies van cultuur

maandag 2 maart 2009

Over fanatiek geloof

"Alle fanatieke geloven zijn schadelijk. Dit is overduidelijk als ze moeten wedijveren met andere fanatieke stromingen, want in dat geval produceren ze alleen haat en strijd.
Maar het is ook al zo als er maar één fanatiek geloof in het spel is. Het kan geen vrij onderzoek toestaan, want dit zou zijn fundamenten kunnen aantasten. Het moet intellectuele vooruitgang tegenhouden. Als het, zoals meestal het geval is, een priesterschap kent, geeft het grote macht aan een kaste die beroepsmatig gericht is op het bewaren van de intellectuele status quo, en tot het pretenderen van zekerheid waar die in werkelijkheid niet bestaat."

Cit. Bertrand Russell in: HOFSTEDE G. & G.J. HOFSTEDE, Allemaal andersdenkenden. p. 234

Design by The Blogger Templates

Design by The Blogger Templates