Proximale en ultieme verklaringen
Een gedrag – of meer algemeen: een biologisch verschijnsel of eigenschap – kan men op twee manieren verklaren.
1. De ‘waardoor’-vraag: wat ging eraan gedrag vooraf, wat heeft er aanleiding toe gegeven, wat is er de directe oorzaak van?
Proximale verklaringen voor gedrag zijn o.a. de werking van de hersenen, de actie van een andere persoon, cultuur, opvoeding, ...
2. De ‘waartoe’-vraag: wat is het biologisch nut, waartoe dient deze eigenschap, hoe kan ze de overlevingskans of fitness van een organisme verhogen?
Ultieme verklaringen gaan over 'cui bono', waarvoor een eigenschap goed is of was. Ze verklaren een eigenschap door middel van de natuurlijke selectiedruk, m.a.w. hoe een levend wezen (hetzij plant of dier) door middel van deze eigenschap in staat was om te overleven en zich voort te planten. De ultieme verklaring is een evolutionaire verklaring.
Bron: Nelissen, M., De bril van Darwin, p. 97-98.
0 reacties:
Een reactie posten