maandag 6 december 2010

Over radicalisering

Wanneer een maatschappij complexer wordt, neemt de behoefte aan radicale simplificaties navenant toe.

Jakob Burckhardt

maandag 15 november 2010

Scholastiek

is het uiterst methodische en zorgvuldig georganiseerde systeem dat de middeleeuwse filosofen gebruikten om rationele betogen op te bouwen.

Scholastiek

woensdag 20 oktober 2010

Over de droeve mensheid

De grote meerderheid van de mensheid bestaat uit bewonderaars en aanbidders en, nog opmerkelijker, zij zijn vooral belangeloze bewonderaars en aanbidders van roem en rijkdom.
Adam Smith

zaterdag 28 augustus 2010

De invloed van internet

dinsdag 10 augustus 2010

De tragiek van wereldrijken

De tragiek en logica van wereldrijken is dat ze altijd streven naar expansie - ze kunnen nooit stilstaan.
M. Carter, De ondergang van het oude Europa, p. 396.

Onbegrijpelijk kiezersgedrag

Je kunt stemmen krijgen van kiezers die tegen hun eigen economische belangen stemmen als je daar maar iets groots tegenover stelt,zoals een religie, een collectief haatgevoel of een collectieve (vaak onwerkelijke) ambitie.

CARTER, M., De ondergang van het oude Europa, p. 377

woensdag 23 juni 2010

Pijlers van moderniteit

De Westerse vooruitgang berust op tenminste 7 pijlers in het Westerse denken, die Mahbubani de ‘westerse wijsheid’ noemt.

1. Vrije markteconomie
Smith heeft duidelijk gemaakt dat de wezenlijke aanjager van economische groei bestaat in de vrijheid van ieder individu om zijn/haar eigen arbeid te verkopen of zijn/haar kapitaal te investeren. Economische groei, en daaraan gekoppeld toenemende welvaart, kan niet van bovenaf of centraal gestuurd worden, maar begint bij het initiatief van het ondernemende individu zelf.
Deze pijler kan dus beter vrij ondernemerschap genoemd worden.

2. Natuurwetenschappen en technologie
De vooruitgang van de wetenschap is gebaseerd op het afwijzen van religieuze en dogmatische leerstellingen, interesse in en onderzoek van de materiële wereld, kritisch denken en het geloof in menselijke vooruitgang.

3. Meritocratie
Omdat ieder individu in een maatschappij een potentiële hulpbron is, moet iedereen voor zover mogelijk gelijke kansen krijgen om zich te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ieder individu moet zijn/haar talent kunnen ontplooien en er mag niet gediscrimineerd worden tussen mensen.
De visie van een samenleving op haar leden is essentieel. Zijn de armen een last of een potentiële bron van rijkdom? Zijn er groepen die als paria beschouwd worden of heeft iedereen dezelfde waarde? Zijn mannen en vrouwen evenveel waard?

4. Pragmatisme
Europa heeft zich uit de duistere Middeleeuwen bevrijd door zich te ontdoen van theologische beperkingen. Verder kenmerkt pragmatisme zich door een liberale en seculiere levenshouding en de bereidheid om steeds bij te leren.

5. Cultuur van vrede
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog voerden de Westerse landen niet alleen geen oorlog met elkaar, maar er was zelfs niet het vooruitzicht op oorlog. In landen met een goed opgeleide en welvarende middenklasse ziet men in dat concurrentie ook een win-winsituatie kan opleveren. Bovendien levert een toestand van vrede die middenklasse voordeel op, bij oorlog heeft iedereen veel te verliezen.

6. Rule of law
Alle mensen dienen volgens de wet gelijk behandeld te worden en alle burgers moeten zich aan dezelfde wetten. Gelijkberechtiging beschermt de individuele burger tegen willekeurig machtsgebruik door de overheid of door andere groepen en individuen. Het nastreven van gerechtigheid is een van de nobelste ethische doelstellingen die een samenleving kan hebben.

7. Toegankelijkheid van het onderwijs
Alle grote beschavingen waren zich bewust van het belang van onderwijs. Kenmerkend voor de moderniteit is echter dat ieder lid van de samenleving van onderwijs kan profiteren. Dit bevordert de sociale mobiliteit, de mondigheid van de bevolking en het verheffende besef dat men zich niet moet neerleggen bij de situatie maar zijn lot tot op zekere hoogte zelf in handen heeft.

Elk van die pijlers versterkt het effect van de andere zes op de samenleving. Door deze pijlers toepassen hebben de Aziatische samenlevingen een spectaculaire evolutie en groei doorgemaakt.

Bron: MAHBUBANI, K., De eeuw van Azië. p. 67-116

donderdag 10 juni 2010

Vrijheid is een volle diepvriezer

In de Westerse optiek wordt vrijheid als een absolute verdienste beschouwd. Men kan niet ‘halfvrij’ zijn zoals men niet ‘halfzwanger’ kan zijn.
Toch kan vrijheid relatief zijn en vele vormen aannemen. We moeten af van de starre, eendimensionale en ideologische invulling van het woord ‘vrijheid’ die Westerlingen eraan geven.

Het begrip ‘vrijheid van de mens’ is geen enkelvoudige of samengebundelde toestand, maar bestaat uit verschillende lagen. Die steunen op elkaar zoals de menselijke behoeften in de piramide van Maslow: de realisatie van de onderste laag is voorwaarde voor de realisatie van de volgende laag en zo verder.

1. Vrijheid van de zorg om te overleven
Aan de basis van de menselijke vrijheid ligt vrij zijn van gebrek. Een mens die zichzelf of zijn gezin niet van voldoende voedsel kan voorzien kan onmogelijk vrij zijn. Hongersnood is schadelijker voor vrijheid dan een politiek gesloten samenleving. Voor mensen die worstelen om in leven te blijven betekent ‘vrijheid’ in de eerste plaats bevrijd zijn van de dagelijkse zorg om het bestaan.


2. Vrijheid van bedreiging of onveiligheid
Je kan maar van eender welke vrijheid genieten als je erin slaagt in leven te blijven. Elke maatschappij die meer veiligheid creëert verbetert de reële en praktische vrijheden die mensen kunnen genieten. Als de ‘bevrijding’ van een tirannieke heerser een meer onveilige samenleving creëert (zoals in Irak) voelen de mensen zich helemaal niet vrijer, ook al was het vorige regime meedogenloos en onderdrukkend.

3. Vrijheid om het eigen werk te kiezen
De vrijheid om je eigen werk te kiezen vinden de meeste westerlingen vanzelfsprekend. Maar voor de Industriële Revolutie hadden de meeste Europeanen geen andere keuze dan als bijna-lijfeigenen voor hun feodale pachtheren te blijven werken. De Industriële Revolutie was zo bevrijdend voor de massa in Europa omdat ze mensen in staat stelde zich te bevrijden van dit juk.

In veel landen over de hele wereld kennen mensen deze vrijheid nog maar pas. De vrije markteconomie betekent voor veel mensen een enorme bevrijding. De soms verschrikkelijke werkomstandigheden in de bedrijven vinden ze in veel gevallen nog beter dan de dwangbuis van het werk op het platteland. Ze verwerven er ook een grotere persoonlijke en sociale vrijheid mee.

4. Vrijheid van willekeur of gerechtelijke vrijheid
Zelfs in Westerse samenlevingen is het een betrekkelijk nieuw recht dat mensen niet willekeurig kunnen gearresteerd of opgesloten worden. In de meeste moderne landen is het recht onaantastbaar. Rule of law betekent dat niemand, ook niet de machthebbers, boven de wet staat. Dit geldt in ieder geval in theorie, maar het is vaak ook de praktijk.
Op dat gebied hebben veel niet-westerse landen nog een min of meer lange weg af te leggen.

5. Vrijheid van denken
Dit betekent dat mensen vrij zijn om zich te informeren, en de bronnen te raadplegen die men zelf kiest. Een ongehinderde stroom van informatie-uitwisseling bevordert de intellectuele ontwikkeling van een land. In politiek gesloten samenlevingen is op dat gebied nog veel werk aan de winkel.

Vrijheid van denken mag niet verward worden met de vrijheid van meningsuiting. In de Westerse samenlevingen is vrijheid van meningsuiting dan wel een van de sterkste punten, toch is die vrijheid er niet absoluut.

6. Vrijheid om de eigen leiders te kiezen
Alle samenlevingen zouden moeten streven naar de vrijheid om de eigen leiders te kiezen. Het voordeel hiervan is dat een leider alleen in functie kan blijven mits expliciete instemming van het volk. Een haastige en overijlde overgang naar democratie kan zonder zorgvuldige voorbereiding echter verkeerd uitpakken. En een verkozen leider is niet altijd de beste keuze voor een samenleving.

Naar MAHBUBANI, K., De eeuw van Azië. p. 151-160.

woensdag 31 maart 2010

Morele ondernemers

Morele ondernemers zijn personen die hun maatschappelijke positie gebruiken om morele principes aan anderen op te leggen. Voor een morele ondernemer is gebieden en verbieden een doel op zichzelf. Er moet ge- en verboden worden en er moeten strenge straffen opgelegd worden voor het overtreden van de ge- en verboden.

Morele ondernemers treft men onder wereldlijke en kerkelijke leiders aan. De machtsmiddelen van kerkelijke morele ondernemers zijn anders dan die van wereldlijke. Zij kunnen niet iemand laten arresteren, maar ze hebben een ander machtsmiddel. Zowel door het onthouden als schenken van vergiffenis kunnen ze macht over hun ondergeschikten uitoefenen.
Voor morele ondernemers is van primair belang dat een gedrag moet of niet mag. De schade die door een ge- of verbod wordt veroorzaakt is daarbij van secundair belang.
M.b.t. de drugsbestrijding is het van primair belang dat druggebruik verboden is. Dat er zware straffen op staan. Dat er veel druggebruikers of -handelaren in de gevangenis zitten. En dat er belangrijke overheidsinstellingen met drugbestrijding zijn belast. Minder belangrijk is of het gebruik van drugs door al die maatregelen afneemt. En het aantal slachtoffers van repressief drugbeleid doet helemaal niet ter zake.
Het aantal slachtoffers en hun lijden (weze het abortus, druggebruik, euthanasie) is voor kerkelijke of wereldlijke ondernemers van ondergeschikt belang. Het belangrijkste is dat het ofwel moet of niet mag.

Uit: TELLEGEN, E., Het utopisme van de drugsbestrijding. p. 237-239.

maandag 22 februari 2010

Culturele identiteit

Culturen ontlenen hun identiteit doorgaans niet aan wat hen verenigt maar in sterke mate aan wat hen van hun buren en vijanden onderscheidt.
Michael Krondl

woensdag 10 februari 2010

Mijn huis is een gevangenis

dinsdag 2 februari 2010

Vriendschap

Vrienden moeten wederzijds genieten van hun gezelschap, ze moeten nuttig voor elkaar zijn en ze moeten zich samen verplicht voelen aan het goede.
Aristoteles

zondag 31 januari 2010

Plasticiteit van de hersenen

Onze hersenen hebben een enorm vermogen tot verandering en aanpassing.
Vormen van plasticiteit:

  • Ervaringsonafhankelijke plasticiteit
    De hersenen worden voor een groot deel gevormd door spontane, intern gegenereerde, processen die optreden zonder invloed van buitenaf.
    Deze ontwikkeling gaat als het ware vanzelf volgens een genetisch programma, zonder dat daar extra prikkels vanuit de buitenwereld voor nodig zijn.
    Zo ontwikkelen de verschillende delen van de hersenen zich in een bepaalde volgorde en volgens een vaste structuur.
  • Ervaringsverwachte plasticiteit
    De hersenen ontwikkelen zich ook door een combinatie van genen en informatie uit de buitenwereld op een normale, bij de ontwikkeling horende manier. Deze ontwikkeling kan zich uitsluitend voltrekken als er een bepaalde stimulatie van buitenaf aan het genetisch programma wordt toegevoegd.
    Voor de meeste functies is die stimulatie alleen optimaal als ze gebeurt tijdens die specifieke tijdsperiode in het leven, waarin het betreffende hersengebied zich vormt. Die periodes noemt men kritieke of gevoelige periodes. Zo zijn de eerste 6 levensjaren bij mensen een gevoelige periode voor de verwerving van taal. Na deze periode verloopt het aanleren van taal veel minder vlot en spontaan.
    Andersom heeft het geen zin om van een kind iets te verwachten waarvoor het nog geen hersengebieden heeft gevormd. Zo komen plannen en rekening houden met de gevolgen van eigen handelen pas later in de puberteit tot ontwikkeling omdat de prefrontale cortex zich nog volop organiseert.

Door de ervaringsonafhankelijke en ervaringsverwachte plasticiteit zien onze hersenen er grofweg allemaal dezelfde uit en functioneren ze ook min of meer op dezelfde manier. Hun basisstructuur en –werking is gelijk.

  • Ervaringsafhankelijke plasticiteit
    Uw en mijn hersenen verschillen ook van elkaar. Die verschillen hebben in de eerste plaats te maken met onze verschillende aanleg. Ze zijn minstens evenzeer te wijten aan de verschillende ervaringen waaraan iemand wordt blootgesteld. Het leven dat je leidt en de dingen die op je pad komen leveren verschillende soorten informatie voor de hersenen. Zo zien de hersenen van mensen die viool spelen er anders uit dan die van informatici en die weer anders dan die van sporters. Mensen die hun leven in het oerwoud doorbrengen hebben meer moeite met het onderscheiden van rechthoekige voorwerpen dan mensen die leven in een verstedelijkte omgeving.
    Ervaringsafhankelijke plasticiteit biedt ons de mogelijkheid onze hersenen te vormen en te trainen door het opzoeken van dit soort informatie die onze hersenen in de gewenste richting vormt.


Als een bepaald gebied in de hersenen beschadigd geraakt en zijn oorspronkelijke functie niet meer kan vervullen, dan kan een ander gebied in de hersenen deze functie overnemen. Dat gaat echter meestal ten koste van de functie die het gebied eerder vervulde.
Twee soorten:
  • Contralaterale plasticiteit
    Een hersenfunctie die eerst door een gebied in de ene kant van de hersenen verzorgd werd wordt overgenomen door een gebied in de andere kant van de hersenen.
    Bijvoorbeeld: kinderen bij wie het gebied voor taal in de linker hersenhelft wordt weggenomen kunnen toch nog overweg met taal dank zij de overname van deze functie door motorische gebieden in de rechterhersenhelft.
  • Crossmodale plasticiteit
    Een hersengebied dat eerst bepaalde informatie verwerkte verwerkt nu andere informatie. Zo blijkt de visuele cortex bij blinden tastinformatie te verwerken in plaats van visuele informatie, of de auditieve cortex handmotoriek in plaats van auditieve informatie bij doofgeboren mensen.


Naar: SITSKOORN, M., De maakbaarheid van het brein, p. 65-73.

donderdag 28 januari 2010

(On)voorspelbaarheid

Als het verleden door met verrassingen voor de dag te komen niet leek op het daaraan voorafgaande verleden, waarom zou onze toekomst dan moeten lijken op ons huidige verleden?
Nassim Nicholas Taleb

vrijdag 22 januari 2010

Beslissingen bij het levenseinde

Men kan zes mogelijke beslissingen bij het levenseinde onderscheiden.

  1. Het stoppen van een medisch zinloos geworden behandeling met of zonder medeweten /verzoek van de patiënt

  2. Het niet opstarten van een medisch zinloze behandeling met of zonder medeweten/verzoek van de patiënt
    Door deze ‘niet-behandelbeslissingen’ verzaakt men aan therapeutische hardnekkigheid. Deze beslissingen moeten bij bewuste patiënten principieel met hen overlegd worden.
    Vroeger werd een niet-behandelbeslissing ‘indirecte’ of ‘passieve’ euthanasie genoemd. Deze benamingen zijn misleidend omdat het begrip passieve euthanasie een contradictio in terminis is (zie definitie van euthanasie).

  3. Het aanpassen van de pijnstillers met als nevenwerking bewustzijnsvermindering, coma en zelfs vervroegde dood met of zonder medeweten/verzoek van de patiënt
    Pijnstillers of kalmeermiddelen kunnen zodanig worden verhoogd dat de patiënt het ondraaglijke lijden niet verder bewust hoeft te ondergaan. Dit wordt palliatieve sedatie genoemd. Dit is ‘barmhartige stervenshulp’ of het verlichten van het stervensproces bij een patiënt die ‘hoe dan ook toch zou sterven’. De verkorting van het leven is niet het middel, maar is er soms een mogelijk gevolg of neveneffect van.
    Ook deze werkwijze wordt vaak ten onrechte passieve euthanasie genoemd. Palliatieve sedatie wordt vaak als alternatief voor euthanasie aangeboden. Daar is niets mis mee indien de patiënt dit verkiest, maar deze werkwijze bevindt zich vaak in een schemerzone omdat men meestal niet weet of er vooraf met de patiënt werd overlegd.

  4. Hulp bij zelfdoding
    De arts verleent hulp aan een persoon die zelfdoding wil doen door hem een voorschrift of dodelijk middel te verschaffen. Vervolgens trekt de arts zich terug en doet de patiënt aan zelfdoding op een door hem gekozen ogenblik.

  5. Opzettelijk levensbeëindigend handelen zonder verzoek van de betrokkene
    Dit werd vroeger ‘onvrijwillige’ of ‘ongevraagde’ euthanasie genoemd. Deze benaming is duidelijk een contradictio in terminis en dus onterecht.
    Levensbeëindiging zonder verzoek kan plaatsvinden bij zwaar zieke onmondige pasgeborenen en jonge patiëntjes die uiteraard niet om euthanasie kunnen vragen.

  6. Euthanasie
    Alleen ‘het opzettelijk levensbeëindigend handelen door de arts op uitdrukkelijk en herhaald verzoek van de patiënt zelf in een uitzichtloze situatie en met ondraaglijk lijden’ kan euthanasie genoemd worden.


Bron: DISTELMANS, W., Een waardig levenseinde, p. 181-190.

maandag 18 januari 2010

Boeren verdienen meer

Centraal in de Vredeseilandencampagne staat de kortfilm Le Belge, die dit weekend door Acht nog verschillende malen wordt uitgezonden en inmiddels ook op internet druk bekeken werd. Door zich aan te sluiten bij België, hoopt het hoofdpersonage Yacouba Doumbouja op een goede opleiding, een betere infrastructuur, een grotere markt en een stukje van de Europese landbouwsubsidies. Een bizar plan, maar voor Yacouba slechts één van de vele pogingen om met zijn bananen een leefbaar inkomen te verdienen.
lees verder

Le Belge

maandag 11 januari 2010

Heimwee naar het paradijs

De meeste mensen hebben een mythisch beeld van een gouden tijd waarna het alleen maar minder werd, maar bij ontstentenis van enig bewijs of dat een tijd was waarin de natuurstaat gewelddadig was of utopisch, is het aannemelijker dat het idee van een oorspronkelijk paradijs meer het product van verlangen is dan van iets anders.

Susan Neiman

zondag 3 januari 2010

Als het leven zo miserabel was als Hobbes zegt, valt niet te begrijpen waarom iemand zou klagen over de korte duur ervan.
Susan Neiman

Design by The Blogger Templates

Design by The Blogger Templates