vrijdag 14 augustus 2009

Evolutie van taal

Vrouwen in de evolutie

donderdag 9 juli 2009

Het kwaad

In overeenstemming met een oude maar nog niet versleten traditie zou het nu verstandig zijn dat iedereen de conclusie trok dat misdaden of zelfs maar laakbare gedragingen daden zijn die worden begaan door eenlingen en dat zij niet het uitvloeisel zijn van een neiging tot het kwaad van een bepaalde groep.


Galbraith, J.K., De crash van 1929, p. 203.

Over vergaderen

“Mensen kunnen bijeenkomen om verschillende redenen.
Het kan nodig zijn dat zij elkaar voorlichten of elkaar overtuigen. Zij moeten het eens worden over gezamenlijk optreden. Zij vinden denken in aanwezigheid van anderen productiever of minder moeilijk dan denken in eenzaamheid.
Er zijn echter minstens evenveel redenen voor vergaderingen waarbij het doel om tot actie te komen niet aanwezig is. Er worden vergaderingen gehouden omdat mensen zoeken naar gezelschap of in ieder geval wensen te ontkomen aan de verveling van het uitvoeren van een taak in eenzaamheid. Zij verlangen naar het prestige dat ten deel valt aan de man die vergaderingen voorzit, en dit brengt hen ertoe vergaderingen bijeen te roepen die zij kunnen voorzitten.
Ten slotte is er dan nog de vergadering die wordt bijeengeroepen niet omdat er zaken afgehandeld moeten worden, maar omdat het noodzakelijk is de indruk te wekken dat er zaken worden afgehandeld. Dergelijke vergaderingen zijn meer dan een vervangingsmiddel voor handelend optreden. In brede kring worden ze beschouwd als handelend optreden.

Het feit dat er op een dergelijke vergadering geen besluiten tot actie worden genomen, is gewoonlijk voor de aanwezigen geen reden tot verlegenheid. Er zijn talrijke formules opgesteld om gevoelens van misnoegen te voorkomen. Zo leunen geleerden die grote aanhangers zijn van de vergadering zonder actie heel sterk op het recht van bestaan van de uitwisseling van denkbeelden. Voor hen is een uitwisseling van denkbeelden reeds op zichzelf iets goeds. Iedere vergadering waar denkbeelden worden uitgewisseld is derhalve nuttig. Deze reden van bestaan is bijna onaantastbaar want het is zeer moeilijk een vergadering te houden waarvan men kan zeggen dat er geen denkbeelden werden uitgewisseld.

Handelsreizigers en verkoopleiders zijn ook grote liefhebbers van vergaderen zonder actie. Zij geven hiervoor als regel een ander bestaansrecht op. Uit de warmte van de kameraadschap, de wisselwerking van de persoonlijkheid, de stimulans van alcohol en de inspiratie van de redenaarskunst komt een impulsieve nieuwe toewijding aan de dagelijkse taak voort. De vergadering betaalt zichzelf door een rijker en beter leven en de verkoop van meer goederen in de komende weken en maanden.

De vergaderingen zonder actie van de grote zakelijke leiders zijn voor hun illusie van belangrijkheid afhankelijk van weer iets heel anders. Niet de uitwisseling van denkbeelden of dé warmte der kameraadschap is de bestaansreden, maar een pIechtig gevoel van verzamelde macht is het dat deze bijeenkomsten hun betekenis geeft. Zelfs al wordt er niets van belang gezegd of gedaan, dan nog kunnen mannen van gewicht niet bijeen zijn zonder dat de bijeenkomst de schijn van belangrijkheid heeft. Ook een alledaagse opmerking van het hoofd van een grote onderneming is nog altijd een verklaring van het woord van een grote onderneming. Wat een dergelijke opmerking tekort komt aan inhoud, wint zij in kracht door alle bezittingen van de onderneming die erachter staan.”


GALBRAITH, J.K., De crash van 1929, p. 172-174.

vrijdag 3 juli 2009

Het Principe van het Grootste Geluk

Het beginsel dat elke handeling goed- of afkeurt in de mate waarin die handeling het geluk van de belanghebbenden verhoogt of vermindert.
Jeremy Bentham

Bron: VENMANS, P., Over de zin van nut, p. 46.

vrijdag 19 juni 2009

Ecologisme

Aan de Verlichting of Moderniteit hebben we een aantal positieve verworvenheden te danken: rationaliteit, vrijheid, individuele autonomie, vooruitgang, universele rechten, emancipatie, wetenschap en techniek.
De keerzijde hiervan vinden we in een expansieve ‘economische’ benadering van dingen, het ontkennen van het bestaan van grenzen, ‘creatie’ van schaarste, het aanmoedigen van zogenaamd oneindige behoeften.

Volgens ecologisten zijn die negatieve kanten geen vervelend of tijdelijk bijverschijnsel, maar een structureel gevolg van de manier waarop het begrip vooruitgang wordt ingevuld. Die niet-duurzame ontwikkeling leidt op termijn tot minder vrijheid, minder rechtvaardigheid, minder welvaart. In tegenstelling tot de karikatuur die tegenstanders van hen maken zijn ecologisten niet tegen vooruitgang, maar ze staan wel kritisch tegenover de gangbare invulling van dat begrip. Het ecologisme wil de moderne waarden redden en verder ontwikkelen. Het situeert zich dus, samen met en na het liberalisme en het socialisme, in de lijn van het Verlichtingsdenken.

Grenzen aan de groei is het kernidee van het ecologisme. In een begrensde wereld kun je niet onbegrensd groeien. We vragen meer van de aarde dan die kan geven, en bedreigen daardoor onszelf en de volgende generaties. De structurele overbevraging van de planeet leidt tot oncontroleerbare en gevaarlijke natuurlijke ontwikkelingen. Vooruitgangsdenken dat geen rekening houdt met de grenzen aan mens en milieu zal juist minder vooruitgang en meer onrecht brengen. Een goede omgang met de ecologische grenzen is dan ook een voorwaarde voor de voortzetting van het Verlichtingsproces.

De ecologische crisis is een rechtvaardigheidsprobleem en een sociale kwestie.
De gangbare economie creëert een enorme sociale en ecologische schuld die wordt doorgeschoven naar de volgende generaties, het minder welvarende deel van de wereldbevolking en het milieu.
Steeds meer rapporten wijzen erop dat de klimaatverandering wereldwijd vooral de armsten treft, terwijl zij de kleinste verantwoordelijkheid dragen voor het probleem. Luchtvervuiling treft iedereen en lijkt dus democratisch, maar kwetsbare mensen hebben er meer last van dan anderen.

De grondhouding van het ecologisme is een morele houding. Ieder individu is verantwoordelijk voor het leefmilieu van de andere, nu en in de toekomst. Ook al staat de zelfbepaling van de individuele mens centraal in het ecologische denken, er is ook het besef dat de mens geen atoom is, afgesloten van de wereld om hem heen. De mens is verbonden met andere mensen en met de natuurlijke omgeving.

Groene pijlers:

  1. De duurzame samenleving. Deze steunt op een ontwikkelingsmodel dat de behoeften van de huidige generaties bevredigt zonder die van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Het ecologisme staat voor ‘harde’ duurzaamheid. Het komt erop aan de economische ontwikkeling binnen de ecologische grenzen te krijgen en te houden. Er is niet alleen nood aan efficiëntie maar aan sufficiëntie, een economie van het genoeg in plaats van groei.

  2. Sociale rechtvaardigheid. De ecologische crisis is in de eerste plaats een sociaal vraagstuk. Overal ter wereld zijn de meest kwetsbare mensen het grootste slachtoffer van de milieuvervuiling die bovenproportioneel is veroorzaakt door de groep van rijksten. Een economie die geen ecologische schuld opbouwt laat meer ruimte en geld voor sociale rechtvaardigheid. Het is aan de overheid om de sociale en ecologische rechten van de burgers te garanderen.

  3. Democratische besluitvorming. Er bestaat niet zoiets als een blauwdruk van de ideale ‘duurzame’ maatschappij, en ook niet van de juiste weg naar die maatschappij. Iedereen moet deel kunnen hebben aan de besluitvorming over de toekomstige maatschappij. Maar de zwakken en kwetsbaren in de maatschappij hebben niet alleen meer te lijden onder ecologische problemen, ze hebben er ook de minste invloed op. Positieve ecologische voorwaarden kunnen ervoor zorgen dat alle mensen hun burgerschap volwaardig kunnen invullen.

  4. Mondiale economische rechtvaardigheid. Twintig procent van de wereldbevolking gebruikt 80 procent van de grondstoffen. Dit scherpe rechtvaardigheidsprobleem uit zich in een toenemend aantal ecologische conflicten. De onbegrensde levensstijl van een minderheid leidt rechtstreeks tot de inperking van de levenskansen van een mondiale meerderheid. De economische ruil is bovendien ongelijk: de lusten en lasten van de economische keten worden ongelijk verdeeld over de wereld. Het gaat over scherp verdelingsvraagstuk. Alleen een perspectief op ecologische rechtvaardigheid voor iedereen op deze planeet kan volgens de ecologisten leiden tot een veiligere wereld.

Nu milieu-issues in de loop van de afgelopen decennia door nagenoeg alle politieke stromingen werden overgenomen stellen velen zich de vraag of de groenen nog nodig zijn. Hun antwoord is dat voorstellen voor milieumaatregelen binnen het gangbare kader de problemen niet oplossen. Het ecologisme stelt zich niet tevreden met vormen van ‘milieupolitiek’ maar gaat ervan uit dat er structurele wijzigingen nodig zijn in de economische en sociale verhoudingen.


Bron: GEYSELS, J. & J. MERTENS, Ecologisme. De vrijheid van grenzen. - In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 383-441.

donderdag 18 juni 2009

Nationalisme

Het kernprogramma van het nationalisme is het verwerven en bewaren van nationale autonomie, eenheid en identiteit van een bevolking van wie een aantal leden van oordeel is dat ze een natie of potentiële natie vormen (A. Smith).
Voor nationalisten is de natie of ‘het volk’ een primaire want ‘natuurlijke’ sociale vorm waaraan alle andere sociale verbanden ondergeschikt zijn. Alleen in natieverband is een normaal sociaal leven mogelijk.

Dit is in tegenspraak met de hedendaagse wetenschappelijke opvatting dat naties geen natuurlijke samenlevingsverbanden zijn, maar sociale constructies die ontstonden binnen welbepaalde politieke, culturele en economische condities. Naties of natiestaten zijn immers een relatief nieuw verschijnsel. Ze zijn in Europa ontstaan na de val van het Ancien Régime. De vorming van natiestaten wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste aspecten van het moderniseringsproces. De natiestaat is nog altijd de basis voor de internationale betrekkingen overal ter wereld.
Sommigen bestempelen het nationalisme dan ook als een politieke religie.

Het nationalisme is geen welomlijnde doctrine. Nationalistische stromingen vertonen zeer uiteenlopende gezichten. Toch huldigt elk nationalisme over alle verschillen heen zes axioma’s:
1. De wereld bestaat uit naties, elk met een eigen karakter, lotsbestemming en ‘geboorteland’. Vaak wordt dit gekoppeld aan een ‘voorvaderlijk land’ met een glorierijke geschiedenis, bevolkt met nationale helden.
2. Een vredevolle en rechtvaardige wereld kan alleen gevestigd zijn op autonome en territoriaal beveiligde naties.
3. Elke natie verlangt naar zelfexpressie en autonomie. Dit vertaalt zich in een nationale identiteit en een gedeelde historische cultuur, die soms opnieuw ‘tot leven gewekt’ en ‘hersteld’ moet worden als ze door omstandigheden verloren is gegaan.
4. De natie is de enige bron van politieke macht. Het doel is zelfbestuur van een volk.
5. De nationale loyaliteit gaat boven alle andere loyaliteiten. Nationalisme houdt dus altijd een vorm van patriottisme in.
6. Individuen moeten zich identificeren met en bekennen tot een natie om werkelijk vrij te kunnen zijn.

Nationalisme betrekt individuen dus bij de natie, voor zover ze horen bij het ‘eigen volk’ en een gedeelde geschiedenis hebben. Tegelijk worden culturele minderheden uit de nationale cultuur uitgesloten.
In het geloof dat de mens zich maar in verbondenheid met de gemeenschap kan ontplooien zijn nationalisten altijd ook communautaristen. Dit staat haaks op het libertarisme, waarmee nationalisten altijd in zeer gespannen verhouding leven.
Nationalisme geeft ook geen antwoord op belangrijke sociale en politieke kwesties als sociale rechtvaardigheid, de verdeling van goederen en conflictbeheersing.

Men onderscheidt twee soorten nationalisme:

  • Het organisch nationalisme streeft naar etnische naties op basis van zogenaamd objectieve factoren als volksaard, cultuur en vooral taal. Individuen behoren altijd en overal tot de natie waarin ze geboren zijn. Het volk is een organisch lichaam van ras- en cultuurgenoten waar voor niet-volksgenoten en natieverdelende elementen geen plaats is.
  • Het voluntaristisch nationalisme gaat uit van de civiele natie. Het is de ‘volkswil’ die de basis vormt van de natiestaat. Burgers hebben een zekere vrijheid om in en uit de natie te treden en er heerst een grote mate van culturele vrijheid.


Bron: DE WEVER, B. & A. VRINTS, Vlaams-nationalisme. In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen, p. 321-379.

Aansluitend:

Design by The Blogger Templates

Design by The Blogger Templates