Nationalisme
Het kernprogramma van het nationalisme is het verwerven en bewaren van nationale autonomie, eenheid en identiteit van een bevolking van wie een aantal leden van oordeel is dat ze een natie of potentiële natie vormen (A. Smith).
Voor nationalisten is de natie of ‘het volk’ een primaire want ‘natuurlijke’ sociale vorm waaraan alle andere sociale verbanden ondergeschikt zijn. Alleen in natieverband is een normaal sociaal leven mogelijk.
Dit is in tegenspraak met de hedendaagse wetenschappelijke opvatting dat naties geen natuurlijke samenlevingsverbanden zijn, maar sociale constructies die ontstonden binnen welbepaalde politieke, culturele en economische condities. Naties of natiestaten zijn immers een relatief nieuw verschijnsel. Ze zijn in Europa ontstaan na de val van het Ancien Régime. De vorming van natiestaten wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste aspecten van het moderniseringsproces. De natiestaat is nog altijd de basis voor de internationale betrekkingen overal ter wereld.
Sommigen bestempelen het nationalisme dan ook als een politieke religie.
Het nationalisme is geen welomlijnde doctrine. Nationalistische stromingen vertonen zeer uiteenlopende gezichten. Toch huldigt elk nationalisme over alle verschillen heen zes axioma’s:
1. De wereld bestaat uit naties, elk met een eigen karakter, lotsbestemming en ‘geboorteland’. Vaak wordt dit gekoppeld aan een ‘voorvaderlijk land’ met een glorierijke geschiedenis, bevolkt met nationale helden.
2. Een vredevolle en rechtvaardige wereld kan alleen gevestigd zijn op autonome en territoriaal beveiligde naties.
3. Elke natie verlangt naar zelfexpressie en autonomie. Dit vertaalt zich in een nationale identiteit en een gedeelde historische cultuur, die soms opnieuw ‘tot leven gewekt’ en ‘hersteld’ moet worden als ze door omstandigheden verloren is gegaan.
4. De natie is de enige bron van politieke macht. Het doel is zelfbestuur van een volk.
5. De nationale loyaliteit gaat boven alle andere loyaliteiten. Nationalisme houdt dus altijd een vorm van patriottisme in.
6. Individuen moeten zich identificeren met en bekennen tot een natie om werkelijk vrij te kunnen zijn.
Nationalisme betrekt individuen dus bij de natie, voor zover ze horen bij het ‘eigen volk’ en een gedeelde geschiedenis hebben. Tegelijk worden culturele minderheden uit de nationale cultuur uitgesloten.
In het geloof dat de mens zich maar in verbondenheid met de gemeenschap kan ontplooien zijn nationalisten altijd ook communautaristen. Dit staat haaks op het libertarisme, waarmee nationalisten altijd in zeer gespannen verhouding leven.
Nationalisme geeft ook geen antwoord op belangrijke sociale en politieke kwesties als sociale rechtvaardigheid, de verdeling van goederen en conflictbeheersing.
Men onderscheidt twee soorten nationalisme:
Bron: DE WEVER, B. & A. VRINTS, Vlaams-nationalisme. In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen, p. 321-379.
Aansluitend:
0 reacties:
Een reactie posten