maandag 15 juni 2009

Liberalisme

Het liberalisme is de oudste politieke ideologie in het Westen.
De kern van het liberalisme is het belang van de individuele keuzevrijheid. Mensen moeten vrij zijn om te kiezen hoe zij hun eigen leven willen leiden. Liberalen doen geen uitspraak over de inhoud van de keuzes die mensen maken of over welke van de verschillende manieren van leven verkieslijker is. Het beste leven is het zelfgekozen leven.
De garantie van de individuele keuzevrijheid vormt voor liberalen dan ook het belangrijkste politieke strijdpunt.

De samenleving dient zo georganiseerd te zijn dat mensen de vrijheid hebben hun eigen doelen te stellen en te realiseren. De enige reden waarom men, tegen zijn zin, rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van een beschaafde samenleving is de zorg dat anderen geen schade kan worden toegebracht. Een dergelijke samenleving zal rijker en welvarender worden en daardoor ook meer middelen hebben om zaken te realiseren waarvan iedereen profiteert.
Een liberale samenleving kenmerkt zich dus door pluralisme en tolerantie binnen een rechtstaat die levensbeschouwelijk neutraal is.

Deze kenmerken kunnen alleen verwezenlijkt worden binnen een democratie en een vrije markteconomie. De markt is daarbij geen doel op zich maar een middel om de individuele vrijheid te garanderen. Daarvoor is een goed functionerende overheid nodig. Die moet een wettelijk kader opzetten, de naleving van contracten kunnen afdwingen en de vrije concurrentie garanderen door monopolievorming tegen te gaan. De overheid dient zich echter te beperken tot het scheppen van de voorwaarden om de vrije markt te laten spelen.

In het liberalisme treft men twee stromingen aan. Ze hebben een andere visie op vrijheid, de aard van de mens en de rol van de overheid.

  • Het klassieke liberalisme is de oudste. Het huldigt het primaat van de negatieve vrijheid: de vrijheid om de eigen levenswijze te kunnen kiezen zonder belemmering van anderen.
  • Het moderne liberalisme of ontplooiingsliberalisme legt meer nadruk op de positieve vrijheid: de vrijheid om die keuzes ook daadwerkelijk te kunnen maken, dus o.a. te beschikken over de middelen die daarvoor nodig zijn.

De meeste hedendaagse liberalen zijn het erover eens dat zowel de negatieve als de positieve vrijheden belangrijk zijn. Echte keuzevrijheid veronderstelt niet alleen dat men niet gestraft kan worden voor zijn keuzes. Ze veronderstelt ook dat er echt iets te kiezen valt en dat men in staat is alternatieven af te wegen en te beoordelen.
De tegenstelling tussen moderne liberalen en socialisten is daarom minder groot dan tussen socialisten en klassieke liberalen.

Momenteel staat het liberalisme voor vier nieuwe uitdagingen: het milieu, de armoede en ongelijkheid, de maatschappelijke samenhang in een individualistische wereld en het probleem van de zingeving.
De meeste liberalen maken ten aanzien van deze kwesties pragmatische overwegingen. Niet elke vorm van moraliseren of van gedragssturing houdt onmiddellijk een vrijheidsbeperking in. Ze nemen een nuchtere houding aan en laten zich niet verleiden tot doemdenken.

Het hedendaagse liberalisme kampt met een paradox. In de moderne democratieën hebben de liberalen wel de ideeënstrijd gewonnen maar ze werden daar, electoraal gesproken, niet beter van. Overal in de Westerse wereld blijven liberale partijen eerder klein, in een aantal landen geraken ze niet in het parlement en in andere bestaan ze zelfs niet.


Bron: STOUTHUYSEN, P., Liberalisme. Het primaat van de individuele autonomie. – In: SANDERS, L & C. DEVOS (red.) Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 87-139.

0 reacties:

Design by The Blogger Templates

Design by The Blogger Templates