Ecologisme
Aan de Verlichting of Moderniteit hebben we een aantal positieve verworvenheden te danken: rationaliteit, vrijheid, individuele autonomie, vooruitgang, universele rechten, emancipatie, wetenschap en techniek.
De keerzijde hiervan vinden we in een expansieve ‘economische’ benadering van dingen, het ontkennen van het bestaan van grenzen, ‘creatie’ van schaarste, het aanmoedigen van zogenaamd oneindige behoeften.
Volgens ecologisten zijn die negatieve kanten geen vervelend of tijdelijk bijverschijnsel, maar een structureel gevolg van de manier waarop het begrip vooruitgang wordt ingevuld. Die niet-duurzame ontwikkeling leidt op termijn tot minder vrijheid, minder rechtvaardigheid, minder welvaart. In tegenstelling tot de karikatuur die tegenstanders van hen maken zijn ecologisten niet tegen vooruitgang, maar ze staan wel kritisch tegenover de gangbare invulling van dat begrip. Het ecologisme wil de moderne waarden redden en verder ontwikkelen. Het situeert zich dus, samen met en na het liberalisme en het socialisme, in de lijn van het Verlichtingsdenken.
Grenzen aan de groei is het kernidee van het ecologisme. In een begrensde wereld kun je niet onbegrensd groeien. We vragen meer van de aarde dan die kan geven, en bedreigen daardoor onszelf en de volgende generaties. De structurele overbevraging van de planeet leidt tot oncontroleerbare en gevaarlijke natuurlijke ontwikkelingen. Vooruitgangsdenken dat geen rekening houdt met de grenzen aan mens en milieu zal juist minder vooruitgang en meer onrecht brengen. Een goede omgang met de ecologische grenzen is dan ook een voorwaarde voor de voortzetting van het Verlichtingsproces.
De ecologische crisis is een rechtvaardigheidsprobleem en een sociale kwestie.
De gangbare economie creëert een enorme sociale en ecologische schuld die wordt doorgeschoven naar de volgende generaties, het minder welvarende deel van de wereldbevolking en het milieu.
Steeds meer rapporten wijzen erop dat de klimaatverandering wereldwijd vooral de armsten treft, terwijl zij de kleinste verantwoordelijkheid dragen voor het probleem. Luchtvervuiling treft iedereen en lijkt dus democratisch, maar kwetsbare mensen hebben er meer last van dan anderen.
De grondhouding van het ecologisme is een morele houding. Ieder individu is verantwoordelijk voor het leefmilieu van de andere, nu en in de toekomst. Ook al staat de zelfbepaling van de individuele mens centraal in het ecologische denken, er is ook het besef dat de mens geen atoom is, afgesloten van de wereld om hem heen. De mens is verbonden met andere mensen en met de natuurlijke omgeving.
Groene pijlers:
- De duurzame samenleving. Deze steunt op een ontwikkelingsmodel dat de behoeften van de huidige generaties bevredigt zonder die van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Het ecologisme staat voor ‘harde’ duurzaamheid. Het komt erop aan de economische ontwikkeling binnen de ecologische grenzen te krijgen en te houden. Er is niet alleen nood aan efficiëntie maar aan sufficiëntie, een economie van het genoeg in plaats van groei.
- Sociale rechtvaardigheid. De ecologische crisis is in de eerste plaats een sociaal vraagstuk. Overal ter wereld zijn de meest kwetsbare mensen het grootste slachtoffer van de milieuvervuiling die bovenproportioneel is veroorzaakt door de groep van rijksten. Een economie die geen ecologische schuld opbouwt laat meer ruimte en geld voor sociale rechtvaardigheid. Het is aan de overheid om de sociale en ecologische rechten van de burgers te garanderen.
- Democratische besluitvorming. Er bestaat niet zoiets als een blauwdruk van de ideale ‘duurzame’ maatschappij, en ook niet van de juiste weg naar die maatschappij. Iedereen moet deel kunnen hebben aan de besluitvorming over de toekomstige maatschappij. Maar de zwakken en kwetsbaren in de maatschappij hebben niet alleen meer te lijden onder ecologische problemen, ze hebben er ook de minste invloed op. Positieve ecologische voorwaarden kunnen ervoor zorgen dat alle mensen hun burgerschap volwaardig kunnen invullen.
- Mondiale economische rechtvaardigheid. Twintig procent van de wereldbevolking gebruikt 80 procent van de grondstoffen. Dit scherpe rechtvaardigheidsprobleem uit zich in een toenemend aantal ecologische conflicten. De onbegrensde levensstijl van een minderheid leidt rechtstreeks tot de inperking van de levenskansen van een mondiale meerderheid. De economische ruil is bovendien ongelijk: de lusten en lasten van de economische keten worden ongelijk verdeeld over de wereld. Het gaat over scherp verdelingsvraagstuk. Alleen een perspectief op ecologische rechtvaardigheid voor iedereen op deze planeet kan volgens de ecologisten leiden tot een veiligere wereld.
Nu milieu-issues in de loop van de afgelopen decennia door nagenoeg alle politieke stromingen werden overgenomen stellen velen zich de vraag of de groenen nog nodig zijn. Hun antwoord is dat voorstellen voor milieumaatregelen binnen het gangbare kader de problemen niet oplossen. Het ecologisme stelt zich niet tevreden met vormen van ‘milieupolitiek’ maar gaat ervan uit dat er structurele wijzigingen nodig zijn in de economische en sociale verhoudingen.
Bron: GEYSELS, J. & J. MERTENS, Ecologisme. De vrijheid van grenzen. - In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 383-441.