maandag 28 december 2009

Ethiek en religie

Elke ethiek die religie nodig heeft is ondeugdelijke ethiek; elke religie die hierop speculeert is ondeugdelijke religie.

Susan Neiman

maandag 7 december 2009

Test uw vooroordelen

met de etnische IAT

vrijdag 4 december 2009

Klimaatverandering

maandag 30 november 2009

Domheid als fundament van de beschaving

De mens is het enige levende wezen met talent voor domheid. Dieren handelen volgens hun instinct tot zelfbehoud, de mens is in staat omwille van een gril zichzelf en zijn soort op het spel te zetten.
Enerzijds bedreigt domheid onze cultuur iedere dag opnieuw, anderzijds vormt domheid de mystieke grondslag van ons bestaan. Want om niet aan zijn domheid ten onder te gaan is de mens gedwongen zijn intelligentie te ontwikkelen. Alle strategieën om de domheid te beheersen vormen bij elkaar onze beschaving. Cultuur is het tijd- en plaatsgebonden product van een reeks min of meer mislukte pogingen greep te krijgen op de zelfdestructieve gekte die van alle landen en tijden is.

Matthijs van Boxsel, Deskundologie, p. 35

maandag 9 november 2009

Over lichaamsgewicht

zaterdag 7 november 2009

De eerste indruk

vrijdag 23 oktober 2009

Kijkje in je eigen lichaam

maandag 19 oktober 2009

Het zeeniveau in de toekomst

Het zeeniveau in de toekomst

dinsdag 13 oktober 2009

Morele systemen

Moraal komt in actie wanneer het eigenbelang botst met het collectieve of wederzijdse belang. Dit kan zeer uiteenlopend zijn: de overleving of het behoud van de groep of gemeenschap, het voortbestaan van vriendschappen of samenwerkingsverbanden tussen individuen, de bescherming van zwakkere leden, ...
Moraal begrenst dus onze individuele vrijheid in dienst van een hoger doel. Gedrag dat dit hoger doel dient beschouwen we als goed, gedrag dat (alleen) het eigenbelang dient en tegen het hoger doel ingaat als slecht.

Maar moraal is niet eenduidig. Het morele oordeel van mensen is in grote mate afhankelijk van de situatie. Ouders doen vaak het onmogelijke voor hun kinderen en vragen niets terug. Echte vrienden berekenen niet wat ze geven en ontvangen. Met vreemden zijn we heel wat terughoudender.

Volgens de multiple moralities approach beschikken mensen over meerdere morele systemen. Elk van die systemen heeft specifieke kenmerken en heeft zijn plaats in een specifieke situatie.
Men onderscheidt 5 morele systemen:

  1. De hechtingsmoraal
  2. De geweldmoraal
  3. De reinigingsmoraal
  4. De samenwerkingsmoraal
  5. De beginselenmoraal
De eerste 4 systemen berusten op emoties of intuïties. Zij hebben belangrijke beperkingen, die de laatste wil ondervangen door rationaliteit.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct.

Hechtingsmoraal

Mensenkinderen komen zeer hulpeloos ter wereld. Ze zijn voor hun overleving lange tijd totaal afhankelijk van de ononderbroken zorg van volwassenen, ouders en opvoeders.

Zeer kort na de geboorte gaat een baby zich hechten aan de personen die voor hem zorgen. Dit proces is wederkerig: kinderen hebben een aangeboren vermogen om zich te hechten, volwassenen zijn a.h.w. geprogrammeerd om voor de hulpeloze baby te zorgen. Maar zelfs als de volwassene die zorg niet of onvoldoende opneemt gaat een kind zich toch hechten.

Later in de ontwikkeling verwerft een kind het vermogen om zich in anderen in te leven (empathie) en zich in de plaats van iemand anders te stellen (mindreading of theory-of-mind). Deze vermogens leggen een stevige basis voor de ontwikkeling van schuldgevoelens en het overnemen van waarden en normen.

In de hechtingsmoraal staat respect voor onze medemensen centraal. Hechting, empathie en schuldbesef stimuleren mensen om zich altruïstisch te gedragen.
Hechtingsmoraal remt bovendien agressie tegen andere mensen af. We krijgen onbehaaglijke gevoelens als we andere mensen zien lijden.
In situaties waar agressie tegen mensen vereist of toegestaan is gaan mensen de andere vaak dehumaniseren of ontmenselijken. In de slaven- of vrouwenhandel bijvoorbeeld herleidt men mensen tot de status van dieren of machines, die ver- of aangekocht mogen worden. In de operatiekamer houdt men zich bezig met een orgaan of lichaamsdeel. Iemand niet in de ogen kijken is een middel om niet bewogen te worden door leed.

De hechtingsmoraal zegt ons dat we mensen om wie we geven moeten helpen en, meer algemeen, dat we medemensen niet mogen kwetsen of pijn doen.
Het is de moraal van het mededogen, de liefde en het respect.

De hechtingsmoraal is geen universele moraal. Ze gedijt alleen wanneer beide partijen die erkennen. Omdat ze ons ertoe aanzet niet te pijnigen of te doden speelt ze ons parten in situaties waarin ons bestaan wordt bedreigd. Bedreigende situaties vragen een ander soort moraal.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct, p. 13-71.

Geweldmoraal

Mensen zijn niet alleen sociale dieren, ze kunnen ook heel gewelddadig uit de hoek komen. Als de mens niet het vermogen tot agressie had gehad, was hem in de evolutie geen lang leven beschoren geweest. De eerste mensen leefden immers in een vijandige en bedreigende wereld. In een dergelijke wereld heerst schaarste en is agressie vaak de enige manier om te overleven. Wat een ander heeft veroverd ben ik kwijt. Als ik die andere kan uitschakelen of zijn bezit kan roven heb ik zelf betere overlevingskansen.

In levensbedreigende omstandigheden zijn agressie en geweld dus functioneel: wie onverschrokken is toont moed en doorzettingsvermogen en verzekert meteen bescherming voor de zwakkere leden van de groep. Die zwakkere leden dienen zich dan wel te voegen naar het leiderschap van de agressieve leden, anders riskeren ze de bescherming kwijt te raken.

Geweld en agressie hebben nog een andere functie: ze onderdrukken de angst die onvermijdelijk door levensbedreigende situaties opgeroepen wordt. Tegelijk zorgen ze ervoor dat tactische beslissingen koel en berekend genomen worden.

In een samenleving die gedurende langere tijd met bedreigende omstandigheden wordt geconfronteerd worden geweld en agressie een levensstijl. In de strijd van "wij" tegen "zij" heeft men een permanent imago van gewelddadigheid nodig om de vijand te imponeren en af te schrikken.
Toch heerst in deze samenlevingen geen chaos van blinde drift. Het geweld wordt er gereguleerd. Er zijn ongeschreven afspraken over welk geweld toegestaan is en wanneer. Wie de geweldcode niet kent of verkeerd toepast verliest aan eer en reputatie.

Eer en eergevoel zijn een zeer belangrijk goed. De leden moeten bereid zijn om hun eer met geweld te verdedigen en om eerloos gedrag of schande te vermijden.
De geweldmoraal is een bij uitstek mannelijke moraal. De geweldmoraal is niet per definitie vrouwvijandig, maar vrouwen en hun belangen zijn hoogst bijkomstig. Als te beschermen leden dienen vrouwen de eer van mannen te dienen.

In moderne staten en samenlevingen is het leven veiliger geworden o.a. omdat er overschot aan goederen is, waardoor de geweldmoraal minder voet aan de grond heeft. Het geweldmonopolie is er in handen van de overheid.
Maar zodra de veiligheid in het gedrang komt, steekt de geweldmoraal de kop op. De bedreiging hoeft niet eens echt te zijn.

Ons brein maakt immers geen onderscheid tussen reële en ingebeelde bedreigingen. Nog steeds worden er oorlogen uitgevochten op grond van onjuiste voorstellingen. En wie erin betrokken is kan zich niet zomaar terugtrekken zonder verlies van eer. Als de inzet niet materieel is, dan gaat het vaak om de ultieme waarheid, het grote gelijk, de beste ideologie, de strijd tegen het Kwaad.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct, p. 72-131.

Reinigingsmoraal

Goed en kwaad worden opvallend vaak beschreven in hygiënische termen of begrippen die verwijzen naar reinheid en zuiverheid (bv. vuile oorlogen). Mensen zijn geneigd schoonheid en reinheid met deugd te associëren. Omgekeerd worden moreel laakbare handelingen als vies en vuil voorgesteld. Mensen die leven in onhygiënische omstandigheden worden vaker verdacht moreel lager te zijn. In films worden moreel lage individuen vaker vuil en slordig afgebeeld.

De reinigingsmoraal maakt gebruik van een primair disciplineringssysteem dat oorspronkelijk bedoeld was om schadelijke stoffen te vermijden. We leren kinderen zindelijk te zijn, deponeren afval zover mogelijk van bewoonde plaatsen, isoleren besmettelijke zieken, ...
Onze moderne samenleving is meer bezeten van het reinheidsideaal dan premoderne maatschappijen. Angst voor besmetting kan zeer onrealistische proporties aannemen (bv. vogelgriep, Mexicaanse griep).

De reinigingsmoraal is gebaseerd op walging. Walging is een basisemotie en zowel aangeboren als aangeleerd.
Walging krijgt een morele betekenis door de besmettingsweerzin: wat in contact is geweest met iets wat afkeer wekt is ook vies en te mijden. Dit is een soort magisch denken en verklaart waarom de reinigingsmoraal zo vatbaar is voor irrationele denkwijzen.

Morele weerzin weerhoudt mensen ervan regels te overtreden. Wat we smerig vinden zullen we niet gauw doen.
Het verband tussen morele walging en reinheid is indirect. Walging wordt gebruikt om leden van een samenleving te disciplineren. Culturen gebruiken walging om ongewenst gedrag te markeren. Ze maken gebruik van besmettingsweerzin om ook voorstellingen walging te doen oproepen.

Sommige voorwerpen en handelingen roepen universele walging of weerzin op: dode lichamen, bloed, afscheidingsproducten. Van daaruit valt te begrijpen dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van de reinigingsmoraal dan mannen. Ook bepaalde insecten doen ons walgen, bv. kakkerlakken of luizen.

Walging als basis voor de reinigingsmoraal leidt tot discriminatie en uitsluiting. In nazi-Duitsland werden Joden luizen genoemd. Dit moest rechtvaardigen dat ze werden gemarginaliseerd en vervolgens uit de maatschappij gestoten.
De combinatie van reinigingsmoraal met geweldmoraal kan tenslotte leiden tot echte gruwelijkheden: genocide en massaslachtingen. De eerste zet aan tot totale vernietiging, de tweede levert de nodige agressie.

De samenleving als geheel vertoont een hang naar zuiverheid. Allerlei moderne gebruiken en gebeurtenissen suggereren dat de reinigingsmoraal nog leeft. Kinderen wordt bijvoorbeeld geleerd beleefd te zijn door hun 'mooie of propere' handje te geven.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct, p. 132-174.

Aansluitend:

Samenwerkingsmoraal

Samenwerking vormt de essentie van heel wat dagelijkse handelingen. Het dagelijks leven omvat talloze, weinig zichtbare momenten van coöperatie waarbij we stilzwijgend aannemen dat iedereen er beter van wordt.
Nutsoverwegingen vormen de drijfveer om samen te werken. We moeten een gemeenschappelijk doel bereiken en dat kunnen we niet alleen. We hebben anderen nodig.

Een samenwerkingsmoraal is het geheel van regels, inzichten en intuïties dat ons toelaat te navigeren in deze voordelige maar risicovolle wereld van coöperatie. Het is geen moraal van altruïsme maar van welwillendheid en behoedzaamheid.

Samenwerking is aangewezen en tegelijk slechts mogelijk als iedere partij er baat bij heeft, dus in een win-winsituatie. De opbrengst is groter dan wanneer men alleen zou werken (bv. een huis bouwen).
Meer dan men denkt zijn mensen geneigd tot samenwerking. Hun fundamenteel coöperatieve instelling stimuleert de samenwerking in een groep. Deze neiging concretiseert zich in prosociaal gedrag (vriendelijkheid), mutualisme (burenhulp bij kleine klussen) en wederkerig altruïsme (iemand laten voorgaan in de file).

Samenwerking berust op vertrouwen dat de andere ook zijn/haar deel zal bijdragen. Men loopt echter altijd het risico dat de andere niet eerlijk is maar een profiteur. Samenwerking is uiterst gevoelig voor misbruik, onkunde en onvermogen.

Om de samenwerking te beschermen letten mensen op signalen van bedrog.
Ze kunnen bedrog proberen te herkennen op basis van de gelaatsexpressie van de andere en ze houden een morele boekhouding bij over mogelijke samenwerkingspartners. De reputatie en competentie van iemand stellen mensen in staat bedrog te voorspellen. Wie een paar keer heeft bedrogen wordt gewantrouwd.

Sancties dienen om samenwerking te verzekeren. Mensen hebben een diep rechtvaardigheidsgevoel en een sterke aversie tegen onrechtvaardigheid. Bedrog en machtsmisbruik in de samenwerking wordt vroeg of laat (zwaar) gesanctioneerd.

Samenwerkingsmoraal gedijt echter alleen in bijzonder gunstige omstandigheden. Alleen wanneer de voordelen gedeeld kunnen worden en de inzet van de deelnemers hoog blijft werpt ze vruchten af. Bovendien mag de sociale controle niet te strak zijn zodat er nog sprake is van vrijwilligheid. Machtsmisbruik ondermijnt de samenwerking.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct, p. 175-235.

Beginselenmoraal

Mensen hanteren spontaan morele systemen op intuïtieve basis. Maar deze codes hebben beperkingen en garanderen niet altijd moreel goed gedrag. Niet iedere moraal is het verdedigen waard. Bepaalde moralen kunnen, hoe natuurlijk ook, beter worden bestreden.
Emoties en intuïties volstaan niet om een moreel hoogstaand leven te leiden. Om een betrouwbare leidraad te kunnen zijn voor moreel goed gedrag moet een moraal ook rationeel onderbouwd worden.

De beginselenmoraal of ethiek is een expliciete moraal die steunt op rationele argumentatie: logische redenering en correcte informatie.
Ze moet de beperkingen van de intuïtieve moralen ondervangen en moet dus onpartijdig zijn, niet beïnvloed zijn door particuliere ideologieën zoals godsdienst en religie.
Ethiek zoekt naar beginselen voor de morele beoordeling van gedrag die alle burgers, welke confessie of ideologische overtuiging ze hebben, kunnen onderschrijven.

Over die universele beginselen zijn er meningsverschillen. Die vormen de basis voor de verschillende ethische stromingen. Tegen elke stroming kunnen bezwaren worden geopperd, maar dit is net eigen aan ethiek. Ze behoort tot het publieke domein en moet onderwerp zijn van kritische beschouwing.

De beginselenmoraal is echter geen garantie voor ethisch handelen. Zuiver rationele beslissingen kunnen zeer immoreel zijn. Daarom moet ze ondersteund worden door een intuïtieve of emotiemoraal. We leven immers met onze emoties, maar opdat ze ons de goede weg zouden wijzen dienen ze beheerst te worden door de rede.


Bron: VERPLAETSE, J., Het morele instinct, p. 236-285.

zondag 11 oktober 2009

Morele vooroordelen

Onze geschiedenis is een lang en treurig verhaal van morele vooroordelen die gebaseerd zijn op uiterlijkheden.
Jan Verplaetse, Het morele instinct, p. 204.

vrijdag 9 oktober 2009

Een mens is meer mens door de dingen die hij verzwijgt dan door de dingen die hij zegt.
Albert Camus

donderdag 8 oktober 2009

Oordelen

Veel oordelen over het leed van anderen schieten tekort door onoplettendheid, slecht sociaal onderricht of een verkeerde theorie over het menselijk leven.

Martha Nussbaum

zaterdag 3 oktober 2009

Twee dingen zijn oneindig, het universum, en menselijke domheid. Maar van het universum weet ik het nog niet helemaal zeker.
Albert Einstein

woensdag 30 september 2009

Over vergeven

Als wij de geheime geschiedenis van onze vijanden zouden kunnen lezen, zouden we in ieders leven genoeg verdriet en lijden aantreffen om alle vijandigheid te ontwapenen.
Henry Longfellow

maandag 28 september 2009

Over schrijven

vrijdag 25 september 2009

Dwaasheid

Dwaasheid betekent: valse gevolgtrekkingen maken uit juiste premissen, en onderscheidt zich daardoor van krankzinnigheid, die juiste gevolgtrekkingen maakt uit valse premissen.

John Locke (1632-1704)

maandag 21 september 2009

God in China

Als God zichzelf heeft bekend gemaakt, hoe komt het dan dat hij eeuwen liet verstrijken voordat hij de Chinezen daarvan op de hoogte stelde?

Chinezen toen de eerste christelijke missionarissen daar op het toneel verschenen

woensdag 16 september 2009

Over het geloof in wonderen

Met het oog op de verpletterende neiging tot domheid en egocentrisme bij mij in het bijzonder en bij de menselijke soort in het algemeen, kun je het verbazingwekkend noemen dat het licht van de rede überhaupt nog tot ons doordringt.

C. Hitchens, God is niet groot, p. 85.

Ode aan Spinoza

Al onze moderne filosofen zien, al is het dikwijls onbewust, door de glazen die Baruch Spinoza heeft geslepen.

Heinrich Heine

dinsdag 15 september 2009

De Gulden Regel

Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.

vrijdag 14 augustus 2009

Evolutie van taal

Vrouwen in de evolutie

donderdag 9 juli 2009

Het kwaad

In overeenstemming met een oude maar nog niet versleten traditie zou het nu verstandig zijn dat iedereen de conclusie trok dat misdaden of zelfs maar laakbare gedragingen daden zijn die worden begaan door eenlingen en dat zij niet het uitvloeisel zijn van een neiging tot het kwaad van een bepaalde groep.


Galbraith, J.K., De crash van 1929, p. 203.

Over vergaderen

“Mensen kunnen bijeenkomen om verschillende redenen.
Het kan nodig zijn dat zij elkaar voorlichten of elkaar overtuigen. Zij moeten het eens worden over gezamenlijk optreden. Zij vinden denken in aanwezigheid van anderen productiever of minder moeilijk dan denken in eenzaamheid.
Er zijn echter minstens evenveel redenen voor vergaderingen waarbij het doel om tot actie te komen niet aanwezig is. Er worden vergaderingen gehouden omdat mensen zoeken naar gezelschap of in ieder geval wensen te ontkomen aan de verveling van het uitvoeren van een taak in eenzaamheid. Zij verlangen naar het prestige dat ten deel valt aan de man die vergaderingen voorzit, en dit brengt hen ertoe vergaderingen bijeen te roepen die zij kunnen voorzitten.
Ten slotte is er dan nog de vergadering die wordt bijeengeroepen niet omdat er zaken afgehandeld moeten worden, maar omdat het noodzakelijk is de indruk te wekken dat er zaken worden afgehandeld. Dergelijke vergaderingen zijn meer dan een vervangingsmiddel voor handelend optreden. In brede kring worden ze beschouwd als handelend optreden.

Het feit dat er op een dergelijke vergadering geen besluiten tot actie worden genomen, is gewoonlijk voor de aanwezigen geen reden tot verlegenheid. Er zijn talrijke formules opgesteld om gevoelens van misnoegen te voorkomen. Zo leunen geleerden die grote aanhangers zijn van de vergadering zonder actie heel sterk op het recht van bestaan van de uitwisseling van denkbeelden. Voor hen is een uitwisseling van denkbeelden reeds op zichzelf iets goeds. Iedere vergadering waar denkbeelden worden uitgewisseld is derhalve nuttig. Deze reden van bestaan is bijna onaantastbaar want het is zeer moeilijk een vergadering te houden waarvan men kan zeggen dat er geen denkbeelden werden uitgewisseld.

Handelsreizigers en verkoopleiders zijn ook grote liefhebbers van vergaderen zonder actie. Zij geven hiervoor als regel een ander bestaansrecht op. Uit de warmte van de kameraadschap, de wisselwerking van de persoonlijkheid, de stimulans van alcohol en de inspiratie van de redenaarskunst komt een impulsieve nieuwe toewijding aan de dagelijkse taak voort. De vergadering betaalt zichzelf door een rijker en beter leven en de verkoop van meer goederen in de komende weken en maanden.

De vergaderingen zonder actie van de grote zakelijke leiders zijn voor hun illusie van belangrijkheid afhankelijk van weer iets heel anders. Niet de uitwisseling van denkbeelden of dé warmte der kameraadschap is de bestaansreden, maar een pIechtig gevoel van verzamelde macht is het dat deze bijeenkomsten hun betekenis geeft. Zelfs al wordt er niets van belang gezegd of gedaan, dan nog kunnen mannen van gewicht niet bijeen zijn zonder dat de bijeenkomst de schijn van belangrijkheid heeft. Ook een alledaagse opmerking van het hoofd van een grote onderneming is nog altijd een verklaring van het woord van een grote onderneming. Wat een dergelijke opmerking tekort komt aan inhoud, wint zij in kracht door alle bezittingen van de onderneming die erachter staan.”


GALBRAITH, J.K., De crash van 1929, p. 172-174.

vrijdag 3 juli 2009

Het Principe van het Grootste Geluk

Het beginsel dat elke handeling goed- of afkeurt in de mate waarin die handeling het geluk van de belanghebbenden verhoogt of vermindert.
Jeremy Bentham

Bron: VENMANS, P., Over de zin van nut, p. 46.

vrijdag 19 juni 2009

Ecologisme

Aan de Verlichting of Moderniteit hebben we een aantal positieve verworvenheden te danken: rationaliteit, vrijheid, individuele autonomie, vooruitgang, universele rechten, emancipatie, wetenschap en techniek.
De keerzijde hiervan vinden we in een expansieve ‘economische’ benadering van dingen, het ontkennen van het bestaan van grenzen, ‘creatie’ van schaarste, het aanmoedigen van zogenaamd oneindige behoeften.

Volgens ecologisten zijn die negatieve kanten geen vervelend of tijdelijk bijverschijnsel, maar een structureel gevolg van de manier waarop het begrip vooruitgang wordt ingevuld. Die niet-duurzame ontwikkeling leidt op termijn tot minder vrijheid, minder rechtvaardigheid, minder welvaart. In tegenstelling tot de karikatuur die tegenstanders van hen maken zijn ecologisten niet tegen vooruitgang, maar ze staan wel kritisch tegenover de gangbare invulling van dat begrip. Het ecologisme wil de moderne waarden redden en verder ontwikkelen. Het situeert zich dus, samen met en na het liberalisme en het socialisme, in de lijn van het Verlichtingsdenken.

Grenzen aan de groei is het kernidee van het ecologisme. In een begrensde wereld kun je niet onbegrensd groeien. We vragen meer van de aarde dan die kan geven, en bedreigen daardoor onszelf en de volgende generaties. De structurele overbevraging van de planeet leidt tot oncontroleerbare en gevaarlijke natuurlijke ontwikkelingen. Vooruitgangsdenken dat geen rekening houdt met de grenzen aan mens en milieu zal juist minder vooruitgang en meer onrecht brengen. Een goede omgang met de ecologische grenzen is dan ook een voorwaarde voor de voortzetting van het Verlichtingsproces.

De ecologische crisis is een rechtvaardigheidsprobleem en een sociale kwestie.
De gangbare economie creëert een enorme sociale en ecologische schuld die wordt doorgeschoven naar de volgende generaties, het minder welvarende deel van de wereldbevolking en het milieu.
Steeds meer rapporten wijzen erop dat de klimaatverandering wereldwijd vooral de armsten treft, terwijl zij de kleinste verantwoordelijkheid dragen voor het probleem. Luchtvervuiling treft iedereen en lijkt dus democratisch, maar kwetsbare mensen hebben er meer last van dan anderen.

De grondhouding van het ecologisme is een morele houding. Ieder individu is verantwoordelijk voor het leefmilieu van de andere, nu en in de toekomst. Ook al staat de zelfbepaling van de individuele mens centraal in het ecologische denken, er is ook het besef dat de mens geen atoom is, afgesloten van de wereld om hem heen. De mens is verbonden met andere mensen en met de natuurlijke omgeving.

Groene pijlers:

  1. De duurzame samenleving. Deze steunt op een ontwikkelingsmodel dat de behoeften van de huidige generaties bevredigt zonder die van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Het ecologisme staat voor ‘harde’ duurzaamheid. Het komt erop aan de economische ontwikkeling binnen de ecologische grenzen te krijgen en te houden. Er is niet alleen nood aan efficiëntie maar aan sufficiëntie, een economie van het genoeg in plaats van groei.

  2. Sociale rechtvaardigheid. De ecologische crisis is in de eerste plaats een sociaal vraagstuk. Overal ter wereld zijn de meest kwetsbare mensen het grootste slachtoffer van de milieuvervuiling die bovenproportioneel is veroorzaakt door de groep van rijksten. Een economie die geen ecologische schuld opbouwt laat meer ruimte en geld voor sociale rechtvaardigheid. Het is aan de overheid om de sociale en ecologische rechten van de burgers te garanderen.

  3. Democratische besluitvorming. Er bestaat niet zoiets als een blauwdruk van de ideale ‘duurzame’ maatschappij, en ook niet van de juiste weg naar die maatschappij. Iedereen moet deel kunnen hebben aan de besluitvorming over de toekomstige maatschappij. Maar de zwakken en kwetsbaren in de maatschappij hebben niet alleen meer te lijden onder ecologische problemen, ze hebben er ook de minste invloed op. Positieve ecologische voorwaarden kunnen ervoor zorgen dat alle mensen hun burgerschap volwaardig kunnen invullen.

  4. Mondiale economische rechtvaardigheid. Twintig procent van de wereldbevolking gebruikt 80 procent van de grondstoffen. Dit scherpe rechtvaardigheidsprobleem uit zich in een toenemend aantal ecologische conflicten. De onbegrensde levensstijl van een minderheid leidt rechtstreeks tot de inperking van de levenskansen van een mondiale meerderheid. De economische ruil is bovendien ongelijk: de lusten en lasten van de economische keten worden ongelijk verdeeld over de wereld. Het gaat over scherp verdelingsvraagstuk. Alleen een perspectief op ecologische rechtvaardigheid voor iedereen op deze planeet kan volgens de ecologisten leiden tot een veiligere wereld.

Nu milieu-issues in de loop van de afgelopen decennia door nagenoeg alle politieke stromingen werden overgenomen stellen velen zich de vraag of de groenen nog nodig zijn. Hun antwoord is dat voorstellen voor milieumaatregelen binnen het gangbare kader de problemen niet oplossen. Het ecologisme stelt zich niet tevreden met vormen van ‘milieupolitiek’ maar gaat ervan uit dat er structurele wijzigingen nodig zijn in de economische en sociale verhoudingen.


Bron: GEYSELS, J. & J. MERTENS, Ecologisme. De vrijheid van grenzen. - In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 383-441.

donderdag 18 juni 2009

Nationalisme

Het kernprogramma van het nationalisme is het verwerven en bewaren van nationale autonomie, eenheid en identiteit van een bevolking van wie een aantal leden van oordeel is dat ze een natie of potentiële natie vormen (A. Smith).
Voor nationalisten is de natie of ‘het volk’ een primaire want ‘natuurlijke’ sociale vorm waaraan alle andere sociale verbanden ondergeschikt zijn. Alleen in natieverband is een normaal sociaal leven mogelijk.

Dit is in tegenspraak met de hedendaagse wetenschappelijke opvatting dat naties geen natuurlijke samenlevingsverbanden zijn, maar sociale constructies die ontstonden binnen welbepaalde politieke, culturele en economische condities. Naties of natiestaten zijn immers een relatief nieuw verschijnsel. Ze zijn in Europa ontstaan na de val van het Ancien Régime. De vorming van natiestaten wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste aspecten van het moderniseringsproces. De natiestaat is nog altijd de basis voor de internationale betrekkingen overal ter wereld.
Sommigen bestempelen het nationalisme dan ook als een politieke religie.

Het nationalisme is geen welomlijnde doctrine. Nationalistische stromingen vertonen zeer uiteenlopende gezichten. Toch huldigt elk nationalisme over alle verschillen heen zes axioma’s:
1. De wereld bestaat uit naties, elk met een eigen karakter, lotsbestemming en ‘geboorteland’. Vaak wordt dit gekoppeld aan een ‘voorvaderlijk land’ met een glorierijke geschiedenis, bevolkt met nationale helden.
2. Een vredevolle en rechtvaardige wereld kan alleen gevestigd zijn op autonome en territoriaal beveiligde naties.
3. Elke natie verlangt naar zelfexpressie en autonomie. Dit vertaalt zich in een nationale identiteit en een gedeelde historische cultuur, die soms opnieuw ‘tot leven gewekt’ en ‘hersteld’ moet worden als ze door omstandigheden verloren is gegaan.
4. De natie is de enige bron van politieke macht. Het doel is zelfbestuur van een volk.
5. De nationale loyaliteit gaat boven alle andere loyaliteiten. Nationalisme houdt dus altijd een vorm van patriottisme in.
6. Individuen moeten zich identificeren met en bekennen tot een natie om werkelijk vrij te kunnen zijn.

Nationalisme betrekt individuen dus bij de natie, voor zover ze horen bij het ‘eigen volk’ en een gedeelde geschiedenis hebben. Tegelijk worden culturele minderheden uit de nationale cultuur uitgesloten.
In het geloof dat de mens zich maar in verbondenheid met de gemeenschap kan ontplooien zijn nationalisten altijd ook communautaristen. Dit staat haaks op het libertarisme, waarmee nationalisten altijd in zeer gespannen verhouding leven.
Nationalisme geeft ook geen antwoord op belangrijke sociale en politieke kwesties als sociale rechtvaardigheid, de verdeling van goederen en conflictbeheersing.

Men onderscheidt twee soorten nationalisme:

  • Het organisch nationalisme streeft naar etnische naties op basis van zogenaamd objectieve factoren als volksaard, cultuur en vooral taal. Individuen behoren altijd en overal tot de natie waarin ze geboren zijn. Het volk is een organisch lichaam van ras- en cultuurgenoten waar voor niet-volksgenoten en natieverdelende elementen geen plaats is.
  • Het voluntaristisch nationalisme gaat uit van de civiele natie. Het is de ‘volkswil’ die de basis vormt van de natiestaat. Burgers hebben een zekere vrijheid om in en uit de natie te treden en er heerst een grote mate van culturele vrijheid.


Bron: DE WEVER, B. & A. VRINTS, Vlaams-nationalisme. In: SANDERS, L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen, p. 321-379.

Aansluitend:

woensdag 17 juni 2009

Personalisme

Het personalisme groeide in het interbellum uit de confrontatie van de katholieke wereld met het liberalisme, het socialisme en het fascisme. Volgens de katholieken van deze periode werd de mens daarin ondergeschikt gemaakt aan de ideologie. Het personalisme noemt zichzelf dan ook geen ideologie, maar een filosofie.
Katholieke denkers en intellectuelen probeerden bovendien aan hun geloof maatschappelijke en politieke draagwijdte te geven in een moderne samenleving.

Het personalisme gaat uit van de erkenning van de mens als innerlijk vrij en scheppend wezen. Hij is geen louter product van de omgeving en van conditionering, maar in staat zelf te kiezen en zich verantwoordelijk te voelen voor zijn keuze.
Deze vrijheid is geen individuele vrijheid maar onlosmakelijk verbonden met de vrijheid van anderen. Echte vrijheid kan alleen maar bestaan binnen een reeds bestaande morele gemeenschap. Dit vormt dan ook de basis voor solidariteit en het nemen van verantwoordelijkheid.

De mens kan echter niet worden herleid tot een deel van de gemeenschap, want daarvoor beschikt hij over een te grote vrijheid. Hij kan ook niet volledig als individu loskomen van die gemeenschap, want hij beschikt maar over die vrijheid dankzij de gemeenschap.

Zodoende zijn er duidelijke parallellen met het communautarisme. Personalisten delen met communautaristen de opvatting dat mensen niet zonder meer als individu kunnen kiezen om al dan niet deel te nemen en loyaal te zijn met een gemeenschappen. Deel uitmaken van een gemeenschap is essentieel voor het goede leven. De gemeenschap staat echter niet boven de mens maar is er voor de mens.

Het personalisme kenmerkt zich verder door antimaterialisme. Het goede leven reikt verder dan de vervulling van materiele noden. Zingeving maakt er essentieel deel van uit.

Voor het personalisme is de staat geen absoluut politiek kader, maar alleen een middel om politieke doelen te bereiken. De overheid moet geen taken willen overnemen die evengoed door het middenveld kunnen georganiseerd worden. Dit herkennen we bijvoorbeeld in de keuze voor een vrij onderwijsnet, de vrije (confessionele) zorgsector.

Het personalisme heeft als troef dat het mensen uit verschillende sociale klassen aanspreekt. Vandaar dat de christendemocratische partijen zich volkspartijen (kunnen) noemen. De essentie van het personalisme is niet op strijd maar op verzoening gericht. Dit heeft als gevolg dat de christendemocratische partijen zich steeds richten op het brengen van sociaaleconomische, maatschappelijke en politieke stabiliteit.


Bron: BEKE, W., Christendemocratie. Van christelijke naar Vlaamse volkspartij. - In: SANDERS, . & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen, p. 239-269.

dinsdag 16 juni 2009

Socialisme

Het socialisme is waarschijnlijk de meest uitvoerige en systematische ideologie, maar tegelijk ook een ingewikkelde en heterogene stroming.
In het begin van de 19e eeuw ontstond de overtuiging dat de combinatie van de opkomende industrialisatie, concurrentie tussen bedrijven en een ongebreidelde concentratie van rijkdommen in steeds minder handen, noodzakelijk moest leiden tot crises, uitbuiting en toenemende armoede van steeds meer mensen. Dit systeem moest vervangen worden door een ander, waarbij de productie en de ruil van goederen zouden gebeuren op een wijze die overeenstemt met het beginsel van de gelijkwaardigheid van mensen.

Gelijkheid of gelijkwaardigheid van mensen is het kernpunt van het socialisme. De socialistische strijdpunten richten zich dan ook altijd op het wegwerken van ongelijkheid en het bevorderen van gelijkheid tussen mensen. Sociale en reële gelijkheid betekenen: gelijke kansen en sociale gerechtigheid.
Voor het socialisme gaat gelijkheid aan vrijheid vooraf. Alleen in een samenleving waarin individuen gelijke kansen aangeboden krijgen kunnen zij het recht op zelfverwezenlijking en op vrijheid uitoefenen.

Socialisten gaan ervan uit dat de menselijke natuur niet vastligt bij de geboorte. Het gedrag van mensen, zij het gewenst of ongewenst, is eerder sociaal geconditioneerd dan natuurlijk. De samenleving en de plaats die een individu er inneemt zijn (mede)bepalend voor zijn verdere ontwikkeling. Individuele lotgevallen (succes, werkloosheid, armoede, …) zijn mee veroorzaakt door de gevolgen van onderliggende structurele problemen in de maatschappij.
Ongelijkheid is dan ook het resultaat van de ongelijke behandeling van individuen door de samenleving. Het socialisme streeft dus naar sociale gerechtigheid voor de minst begunstigden om aldus de sociale ongelijkheid tussen de mensen geleidelijk uit te schakelen. Dit impliceert dat verschillen in inkomen, eigendom, vermogen het onderwerp vormen van herverdeling.
Vrijheid en/of onderdrukking is het resultaat van de wijze waarop de samenleving georganiseerd is. Vrijheid van iedereen is slechts mogelijk binnen een klasseloze samenleving. In een samenleving waarin de traditionele klassen verdwijnen, vormt aandacht voor de sociaal zwakkeren en kwetsbaren een van de karakteristieken van het huidige socialistische gedachtegoed.
Tenslotte staat het socialisme voor internationale solidariteit. De scheve machtsverhoudingen tussen Noord en Zuid moeten recht getrokken worden. Het doel is gelijke rechten voor alle etnische groepen en naties.

Het socialisme kent twee stromingen: het revolutionair socialisme en het reformistisch socialisme of de sociaaldemocratie.
Deze werden vooraf gegaan door het utopisch socialisme. In de loop van de 19e eeuw werden al radicale en zelfs revolutionaire voorstellen tot alternatieve maatschappijordeningen geformuleerd, die echter geen succes hadden en nooit geleid hebben tot een omvattend, coherent en realistisch politiek programma.

  • Het revolutionair socialisme vindt zijn filosofische grondslag in het historisch materialisme van Karl Marx en Friedrich Engels. Zij stelden dat de hele samenleving bepaald is door materiële omstandigheden, die de relaties bepalen die mensen met elkaar aangaan om hun basisbehoeften te vervullen. Klassenstrijd en klassentegenstelling zijn factoren die de loop der geschiedenis bepalen en dus niet alleen eigen aan het kapitalisme. Het einde van de geschiedenis is een klasseloze en staatloze maatschappij, waarbij de productie van welvaart collectief bezit is en alle leden van de maatschappij vrij en gelijk zijn. De overgang van een kapitalistische klassenmaatschappij naar een klasseloze maatschappij gebeurt door de revolutie van het proletariaat. Het wereldwijde failliet van het communisme heeft deze stroming de nek omgedraaid.
  • Het reformistische socialisme of sociaaldemocratie doet afstand van de gewelddadige revolutie om socialistische doelstellingen te realiseren. De emancipatiestrijd van de arbeiders wordt ook niet meer louter materialistisch beschouwd. Vandaar de term ‘ethisch gefundeerd socialisme’.
    De sociaaldemocratie probeert het gelijkheidsdoel binnen een pluralistisch democratisch bestel te bewerken. Ook een kapitalistische economische ordening is in staat om in de toekomst aan allen, ook aan arbeiders, welstand te bieden.
    Als antwoord op de crisis van de sociaaldemocratie werkte Anthony Giddens een ‘Derde Weg’ uit. Onder de vlag van een sociale investeringsstaat heroriënteerde de sociaaldemocratie zich op de herverdeling van opportuniteiten en kansen in plaats van gelijkheid in inkomen en resultaten. Uitsluiting als bron van ongelijkheid moet bestreden worden door het aanbieden van jobs die moeten leiden tot inclusie.

De maatschappelijke context is het socialisme niet goed gezind. In veel landen hebben de sociaaldemocraten het vandaag moeilijk om hun kernideeën en objectieven naar de hedendaagse samenleving te vertalen. De contented majority heeft er minder boodschap aan, de zwakke groepen voelen zich te bedreigd en zoeken hun heil bij (extreem)rechts. Het moderne socialisme heeft moeite om een stabiele en eensgezinde positie in te nemen in de vraagstukken van de nieuwe sociaal-culturele breuklijn tussen hoger en laaggeschoolde mensen.

Bron: DEVOS, C. & T. BOUCKE, Socialisme. Op zoek naar de maakbare samenleving. – In: SANDERS, . & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen, p. 143 – 235.

maandag 15 juni 2009

Liberalisme

Het liberalisme is de oudste politieke ideologie in het Westen.
De kern van het liberalisme is het belang van de individuele keuzevrijheid. Mensen moeten vrij zijn om te kiezen hoe zij hun eigen leven willen leiden. Liberalen doen geen uitspraak over de inhoud van de keuzes die mensen maken of over welke van de verschillende manieren van leven verkieslijker is. Het beste leven is het zelfgekozen leven.
De garantie van de individuele keuzevrijheid vormt voor liberalen dan ook het belangrijkste politieke strijdpunt.

De samenleving dient zo georganiseerd te zijn dat mensen de vrijheid hebben hun eigen doelen te stellen en te realiseren. De enige reden waarom men, tegen zijn zin, rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van een beschaafde samenleving is de zorg dat anderen geen schade kan worden toegebracht. Een dergelijke samenleving zal rijker en welvarender worden en daardoor ook meer middelen hebben om zaken te realiseren waarvan iedereen profiteert.
Een liberale samenleving kenmerkt zich dus door pluralisme en tolerantie binnen een rechtstaat die levensbeschouwelijk neutraal is.

Deze kenmerken kunnen alleen verwezenlijkt worden binnen een democratie en een vrije markteconomie. De markt is daarbij geen doel op zich maar een middel om de individuele vrijheid te garanderen. Daarvoor is een goed functionerende overheid nodig. Die moet een wettelijk kader opzetten, de naleving van contracten kunnen afdwingen en de vrije concurrentie garanderen door monopolievorming tegen te gaan. De overheid dient zich echter te beperken tot het scheppen van de voorwaarden om de vrije markt te laten spelen.

In het liberalisme treft men twee stromingen aan. Ze hebben een andere visie op vrijheid, de aard van de mens en de rol van de overheid.

  • Het klassieke liberalisme is de oudste. Het huldigt het primaat van de negatieve vrijheid: de vrijheid om de eigen levenswijze te kunnen kiezen zonder belemmering van anderen.
  • Het moderne liberalisme of ontplooiingsliberalisme legt meer nadruk op de positieve vrijheid: de vrijheid om die keuzes ook daadwerkelijk te kunnen maken, dus o.a. te beschikken over de middelen die daarvoor nodig zijn.

De meeste hedendaagse liberalen zijn het erover eens dat zowel de negatieve als de positieve vrijheden belangrijk zijn. Echte keuzevrijheid veronderstelt niet alleen dat men niet gestraft kan worden voor zijn keuzes. Ze veronderstelt ook dat er echt iets te kiezen valt en dat men in staat is alternatieven af te wegen en te beoordelen.
De tegenstelling tussen moderne liberalen en socialisten is daarom minder groot dan tussen socialisten en klassieke liberalen.

Momenteel staat het liberalisme voor vier nieuwe uitdagingen: het milieu, de armoede en ongelijkheid, de maatschappelijke samenhang in een individualistische wereld en het probleem van de zingeving.
De meeste liberalen maken ten aanzien van deze kwesties pragmatische overwegingen. Niet elke vorm van moraliseren of van gedragssturing houdt onmiddellijk een vrijheidsbeperking in. Ze nemen een nuchtere houding aan en laten zich niet verleiden tot doemdenken.

Het hedendaagse liberalisme kampt met een paradox. In de moderne democratieën hebben de liberalen wel de ideeënstrijd gewonnen maar ze werden daar, electoraal gesproken, niet beter van. Overal in de Westerse wereld blijven liberale partijen eerder klein, in een aantal landen geraken ze niet in het parlement en in andere bestaan ze zelfs niet.


Bron: STOUTHUYSEN, P., Liberalisme. Het primaat van de individuele autonomie. – In: SANDERS, L & C. DEVOS (red.) Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 87-139.

zondag 14 juni 2009

Conservatisme

Het conservatisme heeft de reputatie dat het koppig weigert mee te gaan in om het even welke verandering. Van conservatieve partijen bestaat vaak het beeld dat ze niet alleen saai maar ook kortzichtig zijn. Dit is uiteraard een stereotypering, maar er zit een grond van waarheid in.

Het conservatisme beschouwt het geheel van de huidige, ons bekende vormen van menselijk samenleven als een harmonisch evenwicht dat het product is van eeuwenoude en niet geheel doorzichtige mechanismen. Die vormen van menselijk samenleven uiten zich in tradities en allerhande groepsvormingen (met voorop het gezin en het natieverband), in de gevestigde gezagsverhoudingen, religie en de gangbare zeden en gewoonten.

Conservatieven zijn – de naam zegt het zelf - behoudsgezind en staan op zijn minst sceptisch ten aanzien van nieuwe maatschappelijke tendensen of verwerpen ze resoluut. Ze vrezen een voortvarend beleid omdat er ontelbare mogelijkheden zijn waarop de dingen fout kunnen lopen maar slechts weinig manieren om alles efficiënt en doeltreffend te laten verlopen. Zij noemen het voorzichtigheid, tegenstanders spreken van inertie of koppigheid.

Het conservatisme huldigt een eerder pessimistisch mensbeeld. De mens is geneigd tot het kwade en moet dus beschermd worden tegen zichzelf. Interne controle moet aangekweekt worden door vorming van het geweten en er moet ook uitwendige controle zijn onder vorm van sociale druk en rechtsmiddelen (law and order).

Voor conservatieven gaat de gemeenschap vooraf aan het individu. Een individu ontleent zijn bestaansgrond aan de gemeenschap, zij het de natie, het volk, een cultuur. Conservatieven geloven niet in de maakbaarheid van de samenleving.
Traditionele religieuze gemeenschappen als de Amish en orthodoxe Joden maar ook de meeste nationalistische bewegingen zijn conservatief.


Bron: SANDERS, L, Politieke ideologieën. Inleiding – In: SANDERS L. & C. DEVOS, Politieke ideologieën in Vlaanderen. p. 54-57.


Rik Torfs in De Morgen (8 mei 2010): "Een conservatief is voor mij iemand met heimwee naar een verleden dat nooit heeft bestaan. Conservatieven zoeken een nestwarmte die er nooit is geweest."

vrijdag 12 juni 2009

Politieke ideologie

Een geheel van ideeën (over de politieke of maatschappelijke orde) dat de basis vormt voor georganiseerde politieke actie, of dit nu bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, aan te passen of omver te gooien. Daartoe bieden alle ideologieën
a. een beeld van de bestaande orde, meestal in de vorm van een ‘wereldbeeld’
b. een model van een gewenste toekomst, een beeld van de 'goede' samenleving en
c. een uitwerking hoe de politieke verandering kan en hoort bereikt te worden, met andere woorden, hoe men van a) naar b) kan gaan.
HEYWOOD, Andrew, Political Ideologies, 2003

woensdag 10 juni 2009

Methusalem?

Oud worden gaat vanzelf. Niet te veel drinken, veel bewegen en nooit de moed opgeven.

Hendrikje van Andel-Schipper (1890-2005)

zaterdag 6 juni 2009

Ecoloog avant-la-lettre

"Ik dacht aan de lang vervlogen tijden waarin de opeenvolgende generaties van dit schepseltje hun leventjes hadden geleid – jaar na jaar werden ze geboren, leefden en stierven ze te midden van deze donkere, dreigende wouden, zonder een intelligente waarnemer om hun schoonheid te appreciëren. Het leek in alle opzichten een exuberante verspilling van schoonheid. Van zulke gedachten wordt een mens melancholiek. Het lijkt zo verdrietig dat dergelijke verfijnde schepseltjes hun leven moeten slijten en hun bekoring uitsluitend kunnen tonen in deze woeste, onherbergzame streken, nog eeuwenlang gedoemd tot hopeloze barbarij, terwijl we anderzijds, als de beschaafde mens ooit deze verre streken zou bereiken en zedelijke, intellectuele en fysieke verlichting zou brengen in de uithoeken van de ongerepte bossen, met zekerheid kunnen voorspellen dat hij het fraaie evenwicht tussen de organische en anorganische natuur dermate zou verstoren dat het de verdwijnen en tenslotte het uitsterven tot gevolg zou hebben van uitgerekend díe wezens waarvan híj alleen de prachtige vorm en schoonheid kan waarderen en genieten. Uit deze beschouwing blijkt heel duidelijk dat al wat leeft niet voor de mens is gemaakt."

Alfred Russell Wallace, Het Maleise eilandenrijk, p. 469-470.

maandag 1 juni 2009

Democratie

Democratie is een instelling waarbij het geheel gelijk is aan het schuim der delen.
Keith Preston


De onstandvastigheid der democratische regeringen beperkt haar tirannie. Daar de strijdende partijen elkander snel in de macht opvolgen, is het despotisme van elk noodzakelijk kortstondig.
Gustave le Bon (socioloog en psycholoog 1841-1931)

zaterdag 30 mei 2009

Proximale en ultieme verklaringen

Een gedrag – of meer algemeen: een biologisch verschijnsel of eigenschap – kan men op twee manieren verklaren.

1. De ‘waardoor’-vraag: wat ging eraan gedrag vooraf, wat heeft er aanleiding toe gegeven, wat is er de directe oorzaak van?
Proximale verklaringen voor gedrag zijn o.a. de werking van de hersenen, de actie van een andere persoon, cultuur, opvoeding, ...

2. De ‘waartoe’-vraag: wat is het biologisch nut, waartoe dient deze eigenschap, hoe kan ze de overlevingskans of fitness van een organisme verhogen?
Ultieme verklaringen gaan over 'cui bono', waarvoor een eigenschap goed is of was. Ze verklaren een eigenschap door middel van de natuurlijke selectiedruk, m.a.w. hoe een levend wezen (hetzij plant of dier) door middel van deze eigenschap in staat was om te overleven en zich voort te planten. De ultieme verklaring is een evolutionaire verklaring.

Bron: Nelissen, M., De bril van Darwin, p. 97-98.

woensdag 27 mei 2009

Identiteit

“Mijn punt is dat je de vrije keuze hebt om slaaf te zijn van je identiteit of niet. Als je er slaaf van bent, ligt de weg open naar een conflict. Als je er geen slaaf van bent, ga je met elkaar praten en zoek je naar een oplossing die voor alle betrokkenen gunstig is."

Sari Nusseibeh - politiek denker en filosoof, actief betrokken bij de oplossing van het Palestijnse probleem, en rector van de al-Quds-universiteit in Jeruzalem (mei 2009)

maandag 18 mei 2009

Misverstanden over het bewustzijn

"Let’s say you pick up a rock and you throw it. And in midflight you give that rock consciousness and a rational mind. That little rock will think it has a free will and will give you a highly rational account of why it has decided to take the route it is taking."
Tom Wolfe in I am Charlotte Simmons, p. 283.

Het is niet eigenaardig dat we spontaan denken dat het bewustzijn belangrijker is dan het onbewuste. We kunnen ons immers alleen bewust zijn van ons bewustzijn, het onbewuste blijft per definitie buiten het bereik van onze gedachten en gevoelens.
Recent onderzoek heeft echter overvloedig aangetoond dat het bewustzijn helemaal niet zo belangrijk is als we denken en zeker niet belangrijker dan het onbewuste. Misverstanden over ons bewustzijn:

1. Het bewustzijn maakt ons intelligent en rationeel.
We gaan er van uit dat verstandige beslissingen zorgvuldig afgewogen en doordacht genomen (dienen te) worden. Toch wijst recent onderzoek uit dat nadenken inderdaad soms leidt tot betere beslissingen, het echter soms niet uitmaakt en soms net leidt tot veel slechtere beslissingen.


2. Het bewustzijn is typisch menselijk
Vertel dat aan een honden- of kattenliefhebber! Bepaalde diersoorten, zoals apen en dolfijnen, hebben zelfs zelfbewustzijn want herkennen zichzelf in de spiegel.
Men zou beter zeggen dat zowel ons bewustzijn als ons onbewuste uniek menselijk zijn. Mensen leren immers onbewust verschillende zaken, zoals taal, die dieren niet (kunnen) leren. Omgekeerd kan je dus ook stellen dat het dierlijke bewustzijn en onbewuste ook uniek zijn voor de betreffende diersoort.


3. Het bewustzijn is de baas in ons brein
We zijn geneigd te denken dat het bewustzijn de belangrijkste beslissingen neemt en het gedrag voortdurend stuurt. Het bewustzijn zou de kern zijn van ons psychologisch systeem. Dit is echter een illusie, niets is minder waar.
Er is geen baas in ons brein, er is niemand die aan de touwtjes trekt. Ons bewustzijn speelt slechts een rol bij een klein deel van wat wij doen. En zelfs dan holt het waarschijnlijk alleen achter de feiten aan.

Uit psychologisch en hersenonderzoek blijkt dat de beslissing tot gedrag al genomen is vooraleer wij bewust die beslissing nemen. De bewuste beslissing is dus alleen een rationalisatie van wat onbewust al beslist werd.
Het bewustzijn bemoeit zich niet of nauwelijks met de beslissingen zelf, het wordt alleen maar op de hoogte gehouden van de beslissingen nadat ze genomen zijn. Mensen nemen een beslissing of hebben een mening op basis van onbewuste redenen, en het bewustzijn creëert achteraf de illusie dat er allerlei andere redenen waren.

Het is maar goed dat het bewustzijn niet de baas is, want het zou wel een heel incompetente zijn. Het bewustzijn werkt immers serieel, het kan slechts één taak uitvoeren op hetzelfde moment. Het onbewuste daarentegen kan vele taken tegelijk uitvoeren, het werkt parallel. De verwerkingscapaciteit van het onbewuste is liefst 200.000 keer zo groot als die van het bewuste.

Het is veel realistischer om ons brein te beschouwen als een groep van min of meer afzonderlijke modules die ieder hun eigen taak hebben – een ‘society of mind’ (Minsky).


4. Het bewustzijn houdt zich bezig met belangrijke zaken, het onbewuste met onbelangrijke.
We zijn ons inderdaad bewust van belangrijke zaken, maar het onbewuste is met dezelfde belangrijke dingen bezig.
Het onbewuste regelt dingen die in feite het allerbelangrijkst zijn, namelijk de processen die noodzakelijk zijn om te overleven: ademhaling, hartslag, metabolisme, …
En het bewuste zit ook vaak maar wat te lummelen, bv. bij het dagdromen.

Naar A. Dijksterhuis, Het slimme onbewuste, p. 9-42.

Onderzoek over bewustzijn en onbewuste

zondag 17 mei 2009

Het nijvere onbewuste

“Onze geest is zo mooi uitgerust dat ze onze belangrijkste gedachten aanreikt zonder dat we weten hoe deze tot stand zijn gekomen. Alleen de resultaten worden bewust. Ons onbewuste is als een onbekend iemand die voor ons creëert en produceert, en ons uiteindelijk het rijpe fruit zo in de schoot werpt.”

Wilhelm Wundt (1832-1920), een van de grondleggers van de experimentele psychologie

~~~~~~

En A. Dijksterhuis in Het slimme onbewuste, p. 42:
"Het onbewuste doet ongeveer alles wat psychologisch van belang is, en ons bewustzijn wordt alleen geconfronteerd met het eindproduct van die onbewuste processen."

vrijdag 15 mei 2009

De illusie van de vrije wil

Mensen ervaren een bewuste wil als ze hun eigen gedachten interpreteren als de oorzaak van hun handelingen.

D. Wegner (The illusion of Conscious Will 2002)

woensdag 13 mei 2009

De hamvraag

Mochten we ooit ontdekken waarom we hier zijn, blijft nog de vraag: "Waarom worden we er uit gegooid?"

vrijdag 8 mei 2009

De Sapir-Whorf -hypothese

gaat ervan uit dat taal onze gedachten vormt. Wij hebben de neiging in de termen en verwante concepten te denken die onze taal ons biedt. Het is gemakkelijker ons iets voor te stellen als wij er een woord voor hebben; wij hebben onbewust het gevoel dat iets waar een woord voor is ook echt bestaat. Iets waar geen woord voor is lijkt op de een of andere manier inhoud te missen.
Bv. mensen die zich bij een religieuze beweging aansluiten beginnen al snel anders te praten: zij gebruiken nieuwe woorden of de oude woorden op een nieuwe manier.

TANNEN, D., Dat bedoelde ik niet. p. 194

zaterdag 25 april 2009

De domheid van het patriottisme

Wil je de oorlog uitroeien, roei dan het patriottisme uit.
- Leo Tolstoi, 1896 -

vrijdag 24 april 2009

Kosmopolitisme strijdig met nationalisme

Kosmopolitisme is strijdig met nationalisme, particularisme en patriottisme.

"Een gedachte die alle kosmopolieten delen is dat geen enkele plaatselijke loyaliteit het kan rechtvaardigen dat we de verantwoordelijkheid vergeten die ieder menselijk wezen heeft ten opzichte van ieder ander."

Kwame Anthony Appiah, Kosmopolitisme, p. 15.


"Zodra je je land (of je ras of je stam) begint te verdedigen, moet je wel uitleggen waarom het eigenlijk voor iedereen, zelfs voor diegenen die je schade toebrengen, beter is als jouw mensen aan het hoofd staan."

Kwame Anthony Appiah, Kosmopolitisme, p. 169.


donderdag 23 april 2009

Kosmopolitisme

"Kosmopolieten zien alle mensen op aarde als takken van een grote familie, en het universum als een grote staat, waar zij, met ontelbare andere rationele wezens, de burgers van zijn, die samen onder wetten van de natuur de vervolmaking van het geheel bevorderen, terwijl ieder van hen zich inzet voor zijn eigen welbevinden."

Christoph Martin Wieland (de Duitse Voltaire) - in de Teutscher Merkur 1788


"In het begrip kosmopolitisme zijn dus twee zaken verweven:
- we hebben verplichtingen tegenover anderen, die verder reiken dan alleen onze naaste familie, of zelfs mensen met wie we de formele band van gedeeld burgerschap delen;
- we nemen de waarde van ieder mensenleven serieus, en dus hebben we respect voor de gebruiken en overtuigingen waaraan die levens hun waarde ontlenen.

Kosmopolitisme is de uitdaging om universele zorg en respect voor gerechtvaardigd verschil te verenigen."

Vrij naar Kwame Anthony Appiah, Kosmopolitisme. Ethiek in een wereld van vreemden., p. 13.

vrijdag 17 april 2009

Flexibiliteit

De ideale mens gaat door het leven zonder vooraf opgestelde plannen en taboes. Hij besluit op het moment zelf wat de juiste actie is.
Uit de Li Chi

vrijdag 10 april 2009

Racisme en raciale vooroordelen

Er wordt vaak beweerd dat raciale vooroordelen heel erg diep zitten. Dat is een misverstand: zij zijn in werkelijkheid opmerkelijk oppervlakkig.
(...)
Veel mensen conformeren zich niet alleen aan de opvattingen die in hun milieu op dit moment voor respectabel doorgaan, zij internaliseren deze ook: zij maken zich deze opvattingen eigen. Omdat zij dit hun leven lang consequent hebben gedaan, zijn zij zich er niet van bewust veranderd te zijn en in zekere zin zijn zij ook niet veranderd; zij projecteren de opvattingen die zij nu uitdragen terug op hun verleden.
(...)
Raciale opvattingen, onschuldig of niet, zijn vaak oppervlakkige componenten van de menselijke geest: zij worden gemakkelijk afgekrabd door het schurend vermogen van een sociaal milieu dat ergens ongunstig over denkt. Het scheppen van een sociaal klimaat waarin het als onfatsoenlijk geldt racistische sympathieën aan de dag te leggen is de enige manier om niet alleen de expressie van deze gevoelens te elimineren maar ook de gevoelens zelf.
Racistische opvattingen als oppervlakkig omschrijven wil niet zeggen dat ze triviaal zijn. (...) Waar racisme de kop opsteekt, leidt het tot misdaden en brute gemeenheden, stort het duizenden in de ellende en ontwricht het de samenleving.

Michael Dummett, Vluchtelingen en immigratie, p. 109-111

woensdag 8 april 2009

Klaagzangen over immigranten

De gebruikelijke klaagzang tegen buitenlanders, die in ieder land opklinkt zodra zich een plukje niet overduidelijk gefortuneerde mensen van over de grens zich gevestigd heeft: ze zijn vuil, ze maken lawaai, ze stelen, ze willen niet werken maar enkel op de bijstand teren, ze vullen de ziekenhuizen, ze nemen de scholen over,ze accepteren onze waarden en normen niet,ze wonen in overvolle huizen, ze verpesten de buurt, de overheid doet meer voor hen dan voor ons.

Als zij rijk zijn, lanceert men een andere reeks standaardklachten: ze kopen alles maar op, ze zorgen ervoor dat de prijzen stijgen, ze kijken op ons neer, ze denken dat ze beter zijn dan wij, de regering luistert teveel naar ze.
Dit zijn geen waarnemingen met hoog realiteitsgehalte maar uitdrukkingen van gedachteloze rancune.

Michael Dummett, Vluchtelingen en immigratie, p. 82-83.

maandag 6 april 2009

Democratie en de wil van de meerderheid

Of de wil van de meerderheid daadwerkelijk voorrang moet krijgen hangt af van de mate waarin zij die dat niet willen daardoor onderdrukt worden en hoe onderdrukkend het minderheidsstandpunt is ten opzichte van de meerderheid.
Een rechtvaardig democratisch systeem is een systeem waarin voldoende waarde gehecht wordt aan de wensen en opvattingen van iedereen en waarin minderheden dus bescherming genieten en naar behoren vertegenwoordigd worden.

Michael Dummett, Vluchtelingen en Immigratie, p. 15

Bedenking:
wat als een minderheid over onevenredig veel economische en/politieke macht beschikt en daardoor in staat is de meerderheid te gijzelen?

Het gevaar van nationalisme

Nationalisme is gevaarlijk wanneer het minachting met zich mee brengt voor, of vijandigheid tegen andere groepen die als vijanden van de staat beschouwd worden, en wanneer het om de vorming of uitbreiding van een nationale staat vraagt wiens gehele identiteit overeenkomt met die van een natie, gekenmerkt door taal, ras, religie of een combinatie daarvan. Een staat die van een dergelijk nationalisme doordrenkt is zal uiteraard voorkomen dat de minderheden die zich binnen de grenzen ophouden zich er geborgen zullen voelen. Ook al worden zij niet actief vervolgd of gediscrimineerd, wat waarschijnlijk wel het geval zal zijn, er zal hen duidelijk te kennen gegeven worden dat zij, daar zij geen leden van de natie zijn, niet meer dan getolereerd en maar net geduld worden.
Er moet een duidelijk onderscheid aangebracht worden tussen nationalisme en een gerechtvaardigd verlangen vrij te zijn van onderdrukking en minachting: het nationalisme zelf kweekt onderdrukking van en minachting voor anderen en het lokt op zijn beurt nieuw nationalisme uit.

Michael Dummett, Vluchtelingen en Immigratie, p. 12-13

Aansluitend: Nationalisten zijn slecht voor Vlaanderen

Het principe van nationale zelfbeschikking

Iedereen heeft het recht te leven in een land waarin hij en anderen van een groep waartoe hij behoort niet vervolgd, onderdrukt of gediscrimineerd worden, waarin zijn religie, taal, ras en cultuur niet beschimpt of geminacht wordt en waarin hij zich volledig met de staat kan identificeren onder wiens soevereiniteit dat land valt.

Dit kan omschreven worden als het recht op eersteklas burgerschap.

Michael Dummett, Vluchtelingen en Immigratie, p. 11

zondag 5 april 2009

Recept om racisme aan te wakkeren

"Lokaliseer een tamelijk breed gekoesterd vooroordeel, speel hier op in, wakker het aan, en lieg of misleid de lezer zoveel als men er maar weg mee kan komen."

M. Dummett, Vluchtelingen en immigratie, p. 3.

vrijdag 3 april 2009

Zelfwaardering

If you can't get a compliment any other way, pay yourself one.

Mark Twain

donderdag 26 maart 2009

Over het leven

Het leven is te kostbaar om het aan het noodlot over te laten.

Deus X. Machina (W. Moers, De 131/2 levens van Kap'tein Blauwbeer)

dinsdag 24 maart 2009

De vermogensbenadering

De vermogensbenadering of capabilities approach is een vorm van politiek liberalisme. Ze gaat uit van het idee dat mensen de kans zouden moeten krijgen om zich op hun eigen wijze te ontplooien zolang ze anderen geen kwaad doen. De vermogensbenadering benadrukt daarin de notie van respect en gelijke menselijke waardigheid en een waardig leven. Rechtvaardigheid heeft te maken met de kansen die mensen krijgen om hun vermogens te ontplooien.

Belangrijke vertegenwoordigers: Amartya Sen en Martha Nussbaum

maandag 23 maart 2009

Aan de dogmatische moraalridder

"Heilig geloof in je eigen waarden en normen is onnozel, want de menselijke feilbaarheid maakt het hoogst onwaarschijnlijk dat jouw ideeën van het goede precies overeenkomen met wat goed is. En mocht dit toevallig toch zo zijn, dan weet de gelovige niet waarom."

Will KYMLICKA
cit. in MARIS, C., Verklaring van universele minderheidsrechten. - In: VERSCHRAEGEN, C. & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid. p. 122.

vrijdag 20 maart 2009

Mensenrechten

"Het hebben van rechten, aldus de Amerikaanse rechtsfilosoof Joel Feinberg, laat ons toe dat we als mensen opstaan, de anderen in de ogen zien en ons op een fundamentele manier de gelijke van wie dan ook voelen. Jezelf beschouwen als de houder van rechten wil niet zeggen dat je misplaatst trots bent, wel dat je terecht fier bent: dat je het vereiste minimale zelfrespect hebt om de liefde en de achting van iedereen waard te zijn. Respect voor personen kan in feite eenvoudig eerbied voor hun rechten zijn, zodat het ene niet zonder het andere kan bestaan. En wat we menselijke waardigheid noemen kan gewoonweg het herkenbare vermogen zijn om eisen te stellen."

Geciteerd in: VERSCHAEGEN, C. & R. Tinnevelt, Internationale rechtvaardigheid. p. 213.

woensdag 18 maart 2009

Een glimlach

Nul n'a autant besoin d'un sourire que celui qui n'en a pas à donner

Anoniem

zondag 15 maart 2009

Vrijheid

Vrijheid betekent meer dan het hebben van rechten, het impliceert ook dat je in staat bent om ze uit te oefenen.

Martha Nussbaum, Ter verdediging van universele waarden. - In: VERSCHRAEGEN, C & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid, p. 149

donderdag 12 maart 2009

Verlies en geluk

Als het verlies van wat je gelukkig maakt de oorzaak wordt van ongeluk, dan is dergelijk geluk waardeloos.

Patricia De Martelaere

woensdag 11 maart 2009

De nationalismetheorie van Ernest Gellner

"Nationalisme is het gevolg van de culturele homogeniteit vereist door de modernisering en de ermee gepaard gaande industrialisering.
Het moderniseringsproces stimuleert immers de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur met een gestandaardiseerde taal, die wordt belichaamd in gemeenschappelijke instituties. Die homogenisering is nodig voor elke moderne economie die welopgeleide (geletterde) en mobiele werkkrachten vereist. Ze installeert ook solidariteit door het volk één te maken zodat mensen opofferingen voor elkaar zullen willen maken, en kansengelijkheid door bijvoorbeeld onderwijs voor allen mogelijk te maken.
(...)
Waar voor de modernisering het culturele landschap heel divers was zonder duidelijk afgelijnd patroon en met zeer complexe relaties tussen de verschillende individuele spelers, zien we na het moderniseringsproces een veel transparanter patroon: afgebakende oppervlakten worden duidelijk van elkaar gescheiden en er is weinig schaduw en nauwelijks overlap."

DE SCHUTTER, H., Internationale culturele rechtvaardigheid. - In: VERSCHAEGEN, G. & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid. p. 135-136

woensdag 4 maart 2009

Dimensies van cultuur

In de eerste helft van de 20e eeuw ontstond binnen de sociale en culturele antropologie het besef dat alle samenlevingen, modern of traditioneel, voor dezelfde fundamentele problemen staan.

Vervolgens probeerde men te bepalen welke problemen alle samenlevingen met elkaar gemeen hebben. Op basis van theoretische inzichten, veldwerk en statistisch onderzoek kwamen volgende kwesties als wereldwijde gemeenschappelijke grondproblemen naar voor:

  1. Maatschappelijke ongelijkheid waaronder de houding ten opzichte van gezag.
  2. De verhouding tussen individu en groep.
  3. De gewenste rolverdeling tussen mannen en vrouwen en de emotionele gevolgen van het geboren worden als jongen of als meisje.
  4. Onzekerheid en onduidelijkheid, en het beheersen van agressie en het uiten van emoties.
  5. Het belang van de toekomst respectievelijk heden en verleden.
De antwoorden die een samenleving geeft op deze fundamentele vragen vormen samen de cultuur of de ongeschreven regels van het sociale spel. Iedere cultuur kenmerkt zich door een specifieke combinatie van antwoorden op deze kwesties. Daardoor verschillen culturen onderling ook van elkaar.Deze antwoorden situeren zich op een continuüm tussen twee polen van dezelfde dimensie.

Culturen onderscheiden zich van elkaar op volgende 5 dimensies:
  1. Kleine versus grote Machtafstand
  2. Individualisme vs Collectivisme
  3. Masculiniteit vs Feminiteit
  4. Sterke vs zwakke Onzekerheidsvermijding
  5. Lange- vs kortetermijngerichtheid
De meeste culturen bevinden zich voor elke dimensie tussen de twee uitersten en verenigen in meer of mindere mate kenmerken van beide polen. Cultuurdimensies zijn dus geen absolute maar relatieve grootheden.

Het culturele erfgoed van een samenleving wordt overgedragen door instituties zoals gezin, school en de staat. We vinden het terug in de waarden die de leden van een samenleving met elkaar delen. Die beïnvloeden o.a. de houdingen en verhoudingen op het werk en het reilen en zeilen in organisaties. Ze zijn niet rationeel van oorsprong. Ze leiden tot collectieve gedragspatronen die mensen uit andere samenlevingen afwijkend en onbegrijpelijk kunnen voorkomen.

Als culturen samen veranderen door een gemeenschappelijke oorzaak (bv. economische globalisering) kunnen hun onderlinge verschillen blijven bestaan.

Binnen een cultuur blijven deze antwoorden opmerkelijk stabiel. Verandering gebeurt aan de oppervlakte terwijl de diepere lagen onberoerd blijven.

Oplossingen uit een cultuur kunnen dus niet zonder meer geëxporteerd worden naar een andere. Dit hebben nagenoeg alle koloniale en imperiale mogendheden tot hun schade en schande ondervonden. Er is bijvoorbeeld na meer dan anderhalf millennium nog altijd een duidelijke scheidslijn tussen de samenlevingen en landen die al dan niet behoorden tot de invloedssfeer van het Romeinse Rijk.

Bron: HOFSTEDE, G. & G.J. HOFSTEDE, Allemaal andersdenkenden. p. 53-238.

Gelijker dan anderen

In iedere samenleving bestaat ongelijkheid. Zelfs in de eenvoudigste groep van jagers en verzamelaars zijn sommigen groter, sterker of slimmer dan andere. Sommige mensen krijgen vervolgens meer macht dan anderen en/of verwerven meer respect en rijkdom. De machtafstand in een bepaalde cultuur is het antwoord van die cultuur op het fundamentele probleem dat mensen ongelijk zijn.

Macht kan echter alleen uitgeoefend worden bij de gratie van afhankelijkheid. Machtafstand binnen een cultuur is dus de mate waarin de minder machtige leden van instituties of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is

In een cultuur met grote machtafstand worden leiders die minder ongelijkheid voorstaan vaak relatief snel afgevoerd ten voordele van leiders die ongelijkheid bekrachtigen.

De minder machtige leden van een dergelijke samenleving kunnen op twee manieren omgaan met die ongelijkheid: door afhankelijkheid en contra-afhankelijkheid of tegendraadsheid (bv. sabotage, overdreven klachten).

Ongelijkheid binnen een samenleving wordt zichtbaar door het bestaan van verschillende sociale klassen. Sociale klassen hebben in verschillende mate toegang tot de verworvenheden van een samenleving. Een opmerkelijke vaststelling van sociologen is dat lager opgeleiden meer autoritaire waarden huldigen dan hoger opgeleide landgenoten en aldus de ongelijkheid in stand houden.

In een cultuur met grote machtafstand wordt van kinderen, studenten en burgers verwacht dat zij gehoorzamen en respect verschuldigd zijn aan ouders, leerkrachten en hogergeplaatsten. Superieuren en ondergeschikten beschouwen elkaar als fundamenteel ongelijk. In organisaties is de macht vaak geconcentreerd bij een paar personen, van wie de ondergeschikten verwachten dat ze hen vertellen wat en hoe ze moeten doen. Zichtbare statussymbolen dragen bij tot de autoriteit van de chefs.

In culturen met een kleine machtafstand worden kinderen, studenten en burgers principieel beschouwd als gelijken. Van kinderen wordt verwacht dat ze zo snel mogelijk hun eigen boontjes doppen. Actief experimenteren wordt aangemoedigd.

Een hiërarchisch systeem is alleen maar een ongelijkheid in rollen, uit praktische overwegingen ingesteld. Die rollen kunnen veranderen, zodat iemand die vandaag mijn ondergeschikte is morgen mijn chef kan zijn. Statussymbolen zijn verdacht.

In landen met grote machtafstand is niet iedereen gelijk voor de wet. Wie meer macht heeft, heeft ook meer privileges, en kan zich meer corruptie veroorloven zonder dat zijn positie in gevaar komt. Er zijn grotere inkomensverschillen die door het belastingsysteem verder vergroot worden.

Bij kleine machtafstand moet het gebruik van macht legitiem zijn verantwoord kunnen worden. De inkomensverschillen zijn kleiner en door belastingen worden ze verkleind. Hoewel ongelijkheid onvermijdelijk is, wordt ze fundamenteel als onwenselijk beschouwd en met behulp van politieke middelen ongedaan gemaakt of verminderd.


Terug naar Dimensies van cultuur

Ik, wij en zij

Een volgende kwestie voor iedere samenleving is hoe zwaar de belangen van een individu wegen ten opzichte van de groep, of hoe sterk de band moet zijn tussen een volwassen persoon en de groep of groepen waartoe hij behoort.

Verreweg de meeste mensen in deze wereld leven in samenlevingen waarin het groepsbelang boven het individuele belang wordt gesteld. Zulke samenlevingen worden collectivistisch genoemd. Collectivisme verwijst niet naar de macht van de staat, maar naar de macht van de groep.

De eerste groep waarmee we ons leven te maken hebben is altijd het gezin of de familie waarin we geboren zijn. In de meeste collectivistische samenlevingen is de extended family gebruikelijk: niet alleen ouders en andere kinderen, maar ook grootouders, ooms, tantes, bedienden of andere huisgenoten. Kinderen die in dergelijke omstandigheden opgroeien, leren over zichzelf te denken als deel van een wij-groep (ingroup). Ze hebben dat niet zelf gekozen, het is een natuurlijk gegeven. De leden van de wij-groep onderscheiden zich van andere mensen in de samenleving die behoren tot een van vele zij– of zullie-groepen (outgroups). De wij-groep bepaalt in belangrijke mate de identiteit en is bij tegenslagen de enige bron van veiligheid en bescherming. Daarom hoort men zijn leven lang loyaal te blijven aan de wij-groep. Een inbreuk op die loyaliteit is een zware zonde. Tussen de persoon en de groep bestaat er een wederzijdse materiële én psychologische afhankelijkheidsrelatie.

Een kleiner deel van de mensheid leeft in samenlevingen waarin de belangen van het individu boven die van de groep staan. Deze samenlevingen worden individualistisch genoemd. Hier worden de meeste kinderen geboren in gezinnen die uitsluitend bestaan uit de ouders en eventuele broers of zusters: het kerngezin. In dergelijke families leren kinderen snel over zichzelf denken als ‘ik’ en onderscheiden van andere mensen. Die mensen worden niet ingedeeld op grond van het horen tot een groep maar op grond van hun persoonlijke eigenschappen. Relaties worden aangegaan op basis van persoonlijke voorkeur. Van een gezonde persoon in dit type samenleving verwacht men noch materiële, noch psychologische afhankelijkheid van een groep.

Een samenleving is individualistisch als de onderlinge banden tussen individuen los zijn: iedereen wordt geacht uitsluitend te zorgen voor zichzelf en voor zijn of haar naaste familie. Een samenleving is collectivistisch wanneer individuen vanaf hun geboorte opgenomen zijn in sterke, hechte groen, die hun levenslang bescherming bieden in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit.

In een omgeving met intens en constant sociaal contact wordt het bewaren van harmonie met je sociale omgeving een belangrijke deugd, die ook voor andere levenssferen dan de familie geldt. In de meeste collectivistische culturen wordt het als onbeschoft en onwenselijk beschouwd om een directe confrontatie aan te gaan. Het woord ‘nee’ wordt zelden gebruikt, omdat nee zeggen een confrontatie is. ‘Misschien heb je gelijk’ of ‘we zullen erover denken’ zijn voorbeelden van beleefde manieren om een verzoek af te wijzen.

Kinderen leren om hun mening te vormen op basis van die van anderen. Persoonlijke meningen bestaan niet: zij worden ontleend aan de groep. Van een kind dat herhaaldelijk ideeën verkondigt die afwijken van de opvattingen van de groep, vindt men dat het een slecht karakter heeft.

Het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ in collectivistische samenlevingen, dat in de familiesfeer begint, wordt voortgezet op school. Leerlingen uit collectivistische culturen zijn minder geneigd zich te onderscheiden door middel van individuele prestaties. Ze onderdrukken soms hun capaciteiten om andere leerlingen uit dezelfde subgroep niet te beschamen.

Naast harmonie is schaamte immers een belangrijke notie in de collectivistische familie. Ais iemand uit een groep de regels van de samenleving heeft overtreden, zullen alle leden van die groep zich schamen, op grond van een gevoel van collectieve verplichting.

Ook op het werk primeert in collectivistische samenlevingen de groep op het individu. Omdat het onderscheid tussen ‘onze groep’ en ‘andere groepen’ diep geworteld is in het bewustzijn, is het vanzelfsprekend en ethisch verantwoord om je vrienden en familie beter te behandelen dan anderen. De persoonlijke relatie gaat voor de taak.

In collectivistische landen wordt het economische leven vooral door groepsbelangen en soms door de overheid gedomineerd. Hoe zwakker het individualisme is in de mentale programmering van de burgers, des te groter is de kans dat de staat een belangrijker rol speelt in het leven van de burgers.

In de individualistische familie wordt van kinderen verwacht dat zij een eigen mening gaan vormen, en zij worden daartoe aangemoedigd. Van een kind dat altijd alleen maar de mening van anderen vertolkt, zegt men dat het een zwak karakter heeft.

Het is een deugd om te zeggen wat men denkt. Het kenmerk van een eerlijk en oprecht persoon is om zijn of haar ware gevoelens te tonen. Confrontatie kan heilzaam zijn. Men moet wel rekening houden met het effect van een mededeling op de andere, maar dit rechtvaardigt nog geen verdraaiing van de feiten. Volwassen mensen worden geacht in staat te zijn om kritiek constructief te verwerken. Conflicten zijn een normaal bestanddeel van het familieleven.

Individualistische samenlevingen zijn schuldculturen: personen die zich niet houden aan de regels van hun samenleving, voelen zich vaak schuldig. Zij laten zich leiden door een persoonlijk geweten, dat functioneert als een innerlijke gids.

Op het werk gaat de taak voor de persoonlijke relatie. In individualistische culturen beschouwt men het als onethisch om bepaalde klanten of werknemers een voorkeursbehandeling te geven.

Het recht op privacy is een centraal thema in veel individualistische landen, maar het ontmoet minder sympathie in collectivistische culturen waar men het normaal en goed vindt dat de wij-groep ten allen tijde beroep kan doen op het privéleven van de leden.
Mensen uit collectivistische culturen voelen zich vaak verloren en onbeschermd als ze als individu moeten functioneren.


Gerelateerde artikels:



Terug naar Dimensies van cultuur

Man, vrouw en m/v

In iedere samenleving zijn de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen dezelfde. Maar hun sociale rollen worden maar gedeeltelijk door biologische factoren bepaald. Antropologen vonden een grote variatie in sekserollen in traditionele samenlevingen. Ondanks deze variëteit zien we in de meeste samenlevingen, zowel traditionele als moderne, een gemeenschappelijke trend in de verdeling van sociale sekserollen. In het algemeen wordt prestatiegerichtheid, assertiviteit en competitiviteit meer als mannelijk beschouwd, en zorgzaamheid, bescheidenheid en aandacht voor relaties als vrouwelijk.


Samenlevingen kunnen verschillen in de mate waarin zij waarde hechten aan deze genderspecifieke eigenschappen en gedragspatronen. Natuurlijk situeren de meeste culturen zich ook hier op het continuüm tussen beide polen.

Een samenleving is masculien als de emotionele sekserollen duidelijk gescheiden zijn: mannen worden geacht assertief en hard te zijn en gericht op materieel succes; vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan.

Een samenleving is feminien als emotionele sekserollen elkaar overlappen: zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan.


In vrijwel alle samenlevingen hebben de mannen, die gemiddeld groter en sterker zijn en vrijer om zich te bewegen, het sociale leven gedomineerd.

Deze dimensie heeft geen betrekking op het aantal buitenshuis werkende vrouwen, maar wel op de waardering voor werk dat ‘feminiene’ waarden inhoudt en over de toegankelijkheid voor vrouwen tot beroepen die traditioneel als mannelijk worden beschouwd. In meer feminiene samenlevingen zijn er meer vrouwen die hogere technische en professionele functies vervullen dan in masculiene maatschappijen. In masculiene samenlevingen wordt competitiviteit en prestatie op het werk hoger gewaardeerd dan in feminiene. In de laatste werkt men om te leven, in de eerst leeft men om te werken.


Als ze rijk genoeg zijn volgen mannen en vrouwen in feminiene landen vaker dezelfde studies dan in masculiene landen. In masculiene landen geven vooral vrouwen les aan jonge kinderen en vooral mannen aan universiteiten. In feminiene landen zijn de rollen meer gemengd en hebben kleine kinderen soms ook een mannelijke leerkracht.


Landen met een masculiene cultuur streven naar een prestatiemaatschappij, feminiene landen naar een welvaartsmaatschappij. Het beleid van meer feminiene landen besteedt meer aandacht en middelen aan gezondheidszorg, onderwijs en armoedebestrijding dan in masculiene landen.

De tegenstelling tussen prestatie en welzijn wordt weerspiegeld in de meningen over de oorzaken van armoede. In masculiene landen geloven meer mensen dat het lot van de armen hun eigen schuld is, dat als ze harder zouden werken ze niet arm zouden zijn, en dat de rijken zeker niet hoeven te betalen om hen te helpen.


Wereldwijd is er een duidelijk positief wederkerig verband tussen armoede en masculiniteit. Hoe meer van het ene, des te meer van het andere. Voor onze gemeenschappelijke toekomst is dit slecht. Het behoud van het wereldmilieu vereist een wereldwijde verzorgende mentaliteit. Dit is een heel goede reden om krachtig te streven naar een eerlijke verdeling van middelen over de hele wereldbevolking.


Deze dimensie beïnvloedt de opvattingen over de behandeling van immigranten. Het publiek in meer masculiene (en armere) landen wil assimilatie, in meer feminiene (en rijkere landen) kiest men voor integratie.

Ook de houding tegenover (internationale) conflicten verschilt. In masculiene landen zoals Engeland, Ierland en de VS bestaat sympathie voor het idee dat conflicten moeten worden opgelost door een goed gevecht. Feminiene culturen/landen hebben een voorkeur voor onderhandelingen en compromissen als oplossing van een conflict.


Terug naar Dimensies van cultuur

Wat anders is, is gevaarlijk

Allemaal worden we geconfronteerd met het feit dat we niet weten wat er morgen zal gebeuren: de toekomst is onzeker en toch moeten we gewoon doorleven. Extreme onzekerheid veroorzaakt ondraaglijke spanning. Iedere samenleving beschikt over manieren om deze spanning te verlichten. Dit gebeurt via techniek, wetgeving en religie. Techniek – van de meest primitieve tot de meest geavanceerde – helpt onzekerheden te vermijden die door de natuur worden veroorzaakt. Wetten en regels proberen onzekerheden in het gedrag mensen te voorkomen. Religie helpt ons de onzekerheden te accepteren waartegen we ons niet kunnen beschermen en sommige godsdiensten bieden de uiteindelijke zekerheid van een leven na de dood.


Onzekerheid is in wezen een subjectieve ervaring, een gevoel. Gevoelens van onzekerheid zijn niet alleen eigen aan een persoon, maar worden tot op zekere hoogte gedeeld met andere leden van dezelfde samenleving. Gevoelens van onzekerheid worden overgedragen in de verschillende socialisatie-instituties.


Onzekerheidsvermijding is de mate waarin de dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in stress en in een behoefte aan voorspelbaarheid door formele en informele regels. Deze regels moeten niet zozeer risico’s uitschakelen maar wel onduidelijkheid reduceren.


Onzekerheidsvermijdende culturen lebben een hekel aan onduidelijkheid. Daarom is structuur in organisaties, instituties en relaties belangrijk die zorgt dat gebeurtenissen ondubbelzinnig en voorspelbaar worden. Dit kan leiden tot regels of tot ambtelijke gedragingen die uiteindelijk onzinnig, inconsistent of contraproductief zijn of niet eens gehoorzaamd worden (net als religieuze geboden). Soms onderneemt men zelfs riskante acties om onduidelijkheid te reduceren, bijvoorbeeld het gevecht met een potentiële vijand in plaats van af te wachten.


Gezinsactiviteiten worden goed gestructureerd en van kinderen wordt verwacht dat zij luisteren naar hun ouders en hen gehoorzamen. Docenten worden geacht deskundig te zijn en alle antwoorden te weten. Personaliteiten die zich bedienen van cryptisch academisch jargon staan in hoog aanzien, evenals personen met ronkende titels. Wie zich in Duitsland of Italië doctor kan noemen noemt is verzekerd van gezag. Franse wetenschappelijke geschriften bevatten soms zinnen van meer dan een halve pagina.


Nieuwe producten en informatie hebben in onzekerheidsvermijdende culturen een langere aanlooptijd nodig omdat klanten langer aarzelen ze te gebruiken.

In culturen met een sterke onzekerheidsvermijding vinden we meer intolerante politieke ideologieën. Xenofobie is er helemaal niet uitzonderlijk: ‘Wat anders is, is gevaarlijk.’ Kinderen leren al vroeg dat bepaalde categorieën mensen, maar ook ideeën vies zijn en taboe.


In culturen met zwakke onzekerheidsvermijding is het angstniveau relatief laag. Niet alleen bekende maar ook onbekende risico’s worden geaccepteerd (bijvoorbeeld de gevolgen van een verandering van baan en dingen doen waarvoor geen regels bestaan).

Men heeft er vaak juist een emotionele afkeer van formele regels. Regels moeten alleen worden ingesteld waar het absoluut noodzakelijk is. Veel problemen kunnen zonder regels worden opgelost. Ambiguïteit en chaos worden soms aangeprezen als voorwaarden voor creativiteit.

In landen met een zwakke onzekerheidsvermijding overheerst het gevoel dat als wetten niet werken, ze moeten worden ingetrokken of veranderd.


Studenten accepteren er een docent die zegt: ‘Ik weet het niet.’ Zij hebben waardering voor docenten die gewone taal gebruiken en voor boeken waarin moeilijke zaken eenvoudig worden uitgelegd. Er is meer intellectuele tolerantie en meningsverschillen vindt men in deze culturen juist stimulerend. Intolerante politieke ideologieën krijgen moeilijker een voet aan de grond.

Onbekende situaties, mensen en ideeën het voordeel van de twijfel. In culturen die zich in het midden tussen de twee polen bevinden wordt anders soms als ‘gek’ benoemd.


Terug naar Dimensies van cultuur

Design by The Blogger Templates

Design by The Blogger Templates